Aulus Vitellius werd geboren in 12 n.C. als zoon van Lucius Vitellius. Op zijn consulaat in 48 volgde een proconsulaat in Africa (60/61) en een commando in Germania Inferior, waar zijn troepen hem op 2 januari 69 tot keizer proclameerden. Hij vond onmiddellijk steun bij de legers van Germania Superior alsmede in Gallia, a, Hispania en Raetia. Op 15 januari echter werd in Rome door de praetorianen Otho op de troon geplaatst en door de senaat erkend. Nog voor de dood van Galba bekend was, hadden de troepen van Vitellius zich onder bevel zijn legaten naar Italië in beweging gezet, waar zij bij Cremona een beslissende zege bevochten en hun tegenstanders op Bedriacum terugwierpen. Op 16 april benam Otho zich het leven, waarop zijn troepen naar Vitellius overgingen, die op 19 april te Rome, waar hij als een overwinnaar binnenrukte, werd erkend. Zijn legers overstroomden Italië.
Als overwinnaar betoonde de nieuwe keizer zich gematigd. Hij wees de Augustus-titel van de hand en noemde zich consul perpetuus. De praetoriaanse garde en de cohortes urbanae werden afgedankt en vervangen door een nieuwe en grotere garde van 16 cohorten, samengesteld uit zijn eigen legionairs. Vitellius verving vrijgelatenen in keizerlijke dienst doorequites en ruimde allerlei misstanden op, zodat hij in Rome niet impopulair was. Toch was hij niet opgewassen tegen zijn taak. Hij was berucht om zijn gulzigheid en machteloos tegen zijn teugelloze soldaten.
Intussen werd in het Oosten Vespasianus tot keizer uitgeroepen, en vielen Pannonische troepen, die diens zijde gekozen hadden, onder Antonius Primus Noord-Italië binnen. Daar dolven de legers van Vitellius in oktober 69 bij Cremona, dat volledig verwoest werd, in een vernietigende slag het onderspit. Na de vloot in Ravenna liet ook die in Misenum hem in de steek. In Germanië greep Civilis naar de wapenen, verwachte steun uit Gallia bleef uit en in Rome zelf roerden Vespasianus' aanhangers o.l.v. diens broer Flavius Sabinus.
Zo was Vitellius bereid afstand te doen. Zijn troepen en het gepeupel dwongen hem echter vol te houden. Zij slaagden erin Flavius Sabinus en de zijnen op het Capitool in te sluiten en op 19 december tot overgave te dwingen. Daarbij brandde de tempel van Iupiter af en werd Flavius Sabinus gedood. Maar reeds de volgende dag verscheen Antonius Primus voor de stad, die hij na een bloedige strijd innam. Daarbij vond Vitellius zijn einde.
Lit. Suetonius, Vitellius. Tacitus, Historiae 1, 51-53. - R. Hanslik (PRE Suppl. 9, 1962, 1706-1733). L. Fabbrini (EAA 7, 1188v). A. Momigliano, Vitellio (Studi Italiani di Filologia Classica 9 1931/ 1932, 117-187). P. Zancan, La crisi del principato nell' anno 69 D.C. (Padua 1939). G. Corradi, Galba, Otone, Vitellio (Rome 1941). P. Schunk, Studien zur Darstellung des Endes von Galba, Otho und V. in den Historien des Tacitus (Symbolae Osloenses 39, 1964, 3882). A. J. Coale, V. Imperator. A study in the literary and numismatie sources for the rebellion and rule of the emperor V. (Diss. Arm Arbor 1971). R. Engel, Das Charakterbild des Kaisers A.V. bei Tacitus und sein historischer Kern (Athenaeum 55, 1977, 345-368). Munten: H. Mattingly/E. A. Sydenham, The Roman Imperial Coinage 1 (London 1923, ²l962) 221-231. H. Mattingly, Coins of the Roman Empire in the British Museum 1 (London 1923, ²1965). CCXXII-CCXXXI; 368-393. - Portret: J. Bemoulli, Römische Ikonographie 2, 2 (Stuttgart 1896 = Hildesheim 1969) 12-20. [A.J. Janssen]