Cassius Dio Cocceianus, griekse geschiedschrijver, geboren te Nicaea in Bithynië ca. 155 en aldaar gestorven in 235, verwant van de redenaar Dio Chrysostomus. Evenals zijn vader, de romeinse senator C. Apronianus, bekleedde C. verschillende hoge ambten: reeds onder Commodus (180-192) werd hij lid van de senaat, in 193 was hij praetor, later consul suffectus, gouverneur van Africa, Pannonia superior en Dalmatia. In 229 was hij als consul de collega van keizer Alexander Severus. Daarna trok hij zich uit het politieke leven terug.
Afgezien van twee verloren gegane werken, een biografie van zijn landgenoot Arrianus en een geschrift over de dromen en voortekens betreffende de troonsbestijging van Septimius Severus, schreef C. in het grieks een geschiedenis van Rome in 80 boeken (Ῥωμαϊκὴ ἱστορία) vanaf Aeneas tot het jaar 229 nC. Van de oorspronkelijke tekst zijn de boeken 36 tot en met 60 (gaande van 68 vC tot 37 nC) zo goed als volledig, 17, 79 en 80 gedeeltelijk bewaard gebleven. Van de boeken 36-80 bezitten we een epitome van de hand van Xiphilinus (1 1e eeuw), van de boeken 1-21 en 44-80 excerpten in de Ἐπιτομὴ ἱστοριῶν van Zonaras (12e eeuw).
Het werk van C., dat met name voor onze kennis van de geschiedenis van de keizertijd een belangrijke bron vormt, is in hoofdzaak annalistisch opgezet; het is betrekkelijk kritisch in de selectie en de beoordeling van het materiaal, maar in de presentatie daarvan speelt de retorica een grote rol; deze is uiteraard ook bespeurbaar in de vele, soms lange redevoeringen (beroemd is Maecenas' rede over de monarchie in boek 52). De vraag naar de bronnen van C. is moeilijk te beantwoorden: in elk geval heeft hij Polybius, Livius en Arrianus gebruikt; voor Tacitus, Suetonius en Caesar is dat veel minder duidelijk. Bij zijn streven om zuiver attisch te schrijven stelde C. zich Thucydides en Demosthenes ten voorbeeld. Voor de byzantijnse historici gold C. als de geschiedschrijver van Rome bij uitstek.
De belangrijkste handschriften, waarin resp. de
boeken 36-54 en 44-60 zijn overgeleverd, zijn de
codices Laurentianus plu. 70,8 en Marcianus graecus
395, beide uit de 11e eeuw.
Lit. Uitgaven: Editio princeps van de boeken 36-58: R.
Stephanus (Parijs 1548). Beste moderne edities: U. P. Boissevain/H.
Smilda/W. Nawijn, Dionis Cassii Historiarum
Romanarum quae supersunt 1-5 (Berlin 1895-1931; deel 4:
index historicus, deel 5: index Graecitatis). J. Melber, Dionis
Cassii historia Romana 1-3 (Leipzig 1890-1928). Met engelse
vertaling: E. W. Cary, Dio C., Roman History 1-9 (Loeb
Class. Libr., London 1914-1926). - E. Schwartz (PRE 3,
1684-1722). GGL 2, 795-799. - F. Millar, A Study of C. Dio
(Oxford 1964). E. Gabba, Sulla storia romana di Cassio
Dione (Riv. Stor. It. 67, 1955, 289-333).