Satyrspel saterspel of satyrdrama (σατυρικὸν δρᾶμα), naast tragedie en komedie een van de vormen van het oudgriekse drama. In de klassieke periode werd in Athene aan elke trilogie van treurspelen als vierde stuk een, eveneens door de tragediedichter geschreven, s. toegevoegd, dat dezelfde structuur als een korte tragedie had, maar een burleske, niet zelden triviale inhoud. Het koor van dit uitgelaten spel bestond, onder leiding van de oude Silenus, uit satyrs, de dartele volgelingen van de god Dionysus, die: bekleed waren met een bokkevel en uitgedost met een paardestaart, een grote phallus en een masker met baard, kale schedel, stompe neus, spitse oren of horens. Het thema was meestal een eenvoudige parodie op een of ander mythologisch verhaal, waarbij aan de satyrs een belangrijke rol werdtoebedeeld.
De oorsprong van het s. lag vermoedelijk op de
Peloponnesus, vanwaar de Doriër Pratinas van
Phlius het ca. 510 vC naar Athene bracht. Men
neemt veelal aan dat daarbg het peloponnesische
satyrtype gecontamineerd werd met de attische silenen.
In Athene werd het s. spoedig in de officiële
festivals opgenomen, mede omdat het publiek na de
ernstige tragedies behoefte gevoelde aan een vrolijk
slot. Als grootmeesters van het genre werden reeds
in de oudheid
Aeschylus en Achaeus beschouwd.
Slechts één s. is volledig bewaard gebleven,
de Cycloop van Euripides,
een dramatisering
van het bekende verhaal uit de Odyssee. Op
papyri zijn een hondertal regels teruggevonden zowel
van Aeschylus' Diktyoulkoi (De netvissers) als
van zijn Isthmiastai (De bezoekers van de
Isthmische
spelen) en ongeveer de helft van Sophocles'
Ichneutai (De speurhonden). Voor het overige
hebben we een aantal titels en ca. 100 kleine fragmenten.
Het s. heeft in de europese literatuur geen
waarneembare sporen nagelaten.
Lit. Uitgaven: Euripides, Sophocles. Fragmenten in
V. Steffen, Satyrographorum Graecorum Fragmenta (Poznan
1952). - W. Aly (PRE 2A, 235-247). - F. Brommer, Satyrspiele.
Bilder griechischer Vasen (Berlin 1944, ²1959). P. Guggisberg,
Das Satyrspiel Diss. Zürich 1949). T. B. Webster,
Monuments Illustrating Tragedy and Satyr Play (London
1962, ²1967). L. Rossi, Il dramma satiresco attico. Forma,
fortuna e funzioni (Dialoghi di Archeologia 6, 1972, 248-302).
D. F. Sutton, A Handlist of Satyr Plays (Harvard Studies in
Classical Philology 78, 1974, 107-143). [Nuchelmans]