Genthius (Γένθιος), zoon van Pleuratus II en van Eurydice, was de laatste koning van de illyrische Labeaten in Scodra van 180 tot 168. In de strijd tussen de Romeinen en Perseus van Macedonië werd door beide partijen naar zijn gunst gedongen, maar hij koos Perseus. In 171 kon L. Decimius Genthius niet tot een verbond met Rome brengen. Maar in het 1e oorlogsjaar (170) stelde hij wel 54 lembai (schepen) ter beschikking aan de romeinse vloot. Hierna probeerde Perseus in 169 d.m.v. 3 gezantschappen G. aan zijn kant te brengen zonder op diens eisen voor betaling in te gaan. Pas in 168 kreeg Perseus aan zijn zijde terwijl hij gijzelaars met hem uitwisselde, 3000 talenten beloofde te geven en alvast een aanbetaling van 10 talenten deed. Meteen arresteerde G. de romeinse gezanten M. Perperna en L. Petillius als spionnen en verwoestte hij met 80 lembai de omgeving van Dyrrhachium en Apollonia.
Toen Genthius met Rome gebroken had, hield Perseus het reeds voor Genthius gereserveerde geld achter. De inwoners van Rhodus, die door de overloop van Genthius naar Perseus getroffen waren, besloten een gezantschap maar Genthius te sturen om tussen Rome en Perseus te bemiddelen. G. viel de met Rome verbonden stad Bassania aan, maar praetor L. Anicius Gallus sloeg de vloot van Genthius terug, ontzette Bassania en belegerde Genthius in Skodra. Omdat G. niet door zijn broer Caravantius, die in het noorden tegen de Kauniërs vocht, gesteund werd, gaf hij zich in 168 aan Anicius over. De oorlog was na 30 dagen voorbij. Petillius en Perperna werden bevrijd. G. en zijn vrouw Etuta, zijn zonen Skerdilaidos en Pleuratos en zijn broer trokken in 167 in triomftocht van Anicius mee; zij werden eerst in Spoletium en later in Iguvium gevangen gezet. De senaat schonk 220 lembai van Genthius aan de bewoners van Corcyra, Apollonia en Dyrrhachium. Het land van de Labeaten werd tot civitas liberata verklaard.
Genthius heeft een bloem gevonden die naar hem 'gentiaan' is genoemd.