Heilige oorlogen noemt men in de griekse geschiedenis de drie oorlogen die de amphictyonie van Delphi verklaarde aan een of meer van haar leden die zich aan het heiligdom of aan pelgrims vergrepen hadden. De betekenis van deze oorlogen reikte verder dan het religieuze belang, ze hadden grote invloed op het politieke krachtenspel in Griekenland en werden uitgebuit voor zuiver politieke doeleinden.
(1) Over de eerste heilige oorlog
(ca. 600-590) is weinig
met zekerheid bekend. Hij was het gevolg van een
conflict tussen Delphi en
Cirrha, dat tot dan toe
het politieke gezag over het Apollo-heiligdom uitoefende.
Delphi beschuldigde Cirrha ervan dat het
ten onrechte tol had geheven van pelgrims die op
weg waren naar het heiligdom. Verschillende leden
van de amphictyonie grepen in met militaire macht
en verwoestten Cirrha.
(2) De tweede heilige oorlog
brak uit toen de Phociërs
(Phocis)
ca. 450 vC Delphi hadden bezet. Sparta
verklaarde hun de oorlog (herfst 449) en een spartaans
leger herstelde de autonomie van Delphi. In
de zomer van 447 legde Athene
het beheer over het
heiligdom echter weer in handen van zijn bondgenoten
de Phociërs. Bij de in 446/445 gesloten
vrede tussen Sparta en Athene werd de onafhankelijkheid
van Delphi erkend; beide steden ontvingen
de promantie, d.w.z. voorang bij het raadplegen van
het orakel.
(3) Bij de derde heilige oorlog (356-346) raakte vrijwel geheel Griekenland betrokken. Enkele leidende figuren uit Phocis, dat sinds de slag bij Leuctra (371) van Thebe afhankelijk was, maar bij Mantinea (362) geweigerd had aan thebaanse zijde te strijden, werden in de lente van 356 op instigatie van Thebe door de amphictyonen tot hoge geldboetes veroordeeld wegens bebouwing van heilige gronden tussen Delphi en Cirrha. Als antwoord bezetten de veroordeelden Delphi en het heiligdom, hetgeen tot een oorlogsverklaring leidde. Met een 'lening' uit de kas van het heiligdom wierven de Phociërs 10.000 huurlingen aan en met behulp van Athene - met Sparta hadden ze vóór de bezetting een vriendschapsverdrag gesloten - wisten ze onder leiding van Philomelus en sinds 354 van Onomarchus tien jaar lang stand te houden tegen Thebe, dat Locris, het grootste deel van Thessalië en de macedonische koning Philippus II tot zijn bondgenoten kon rekenen. In 352 versloeg Philippus na twee nederlagen in Thessalië Onomarchus, die op het slagveld de dood vond, en liet 3000 krijgsgevangenen als tempelrovers in zee werpen. De Macedoniër behield ook na de ovenvinning het commando over de thessalische troepen en legde in verschillende thessalische steden macedonische garnizoenen, waardoor hij vaste voet in NoordGriekenland kreeg. Eerst in de zomer van 346 vC capituleerden de Phociërs, nadat Athene met Philippus de z.g. vrede van Philocrates had gesloten.
De Phociërs werden ontwapend en veroordeeld tot
het betalen van een hoge schadevergoeding; hun
stemmen in de amphictyonie werden overgedragen
aan Philippus.
Lit. P. Cloché, Étude chronologique sur la troisieme guerre
sacrée (Paris 1915). N. Hammond, Diodorus' Narrative of
the Sacred War and the Chronological Problems of 357-352
B.C. (JHS 57, 1937, 44-78). P. Cloché, La chronologie de la
troisième guerre sacrée, jusqu'en 352 av. J.-C. (Les Études
Classiques 8, 1939, 161-204). M. Sordi, La terza guerra sacra
(Rivista di Filologia e di Istruzione Classica N.S. 36, 1958.
134-166). [Nuchelmans]