Quintus Ennius, belangrijkste romeinse dichter
van de archaïsche periode, werd geboren 239 vC te
Rudiae in het antieke
Calabrië, vestigde zich in
204 te Rome, waar hij als schoolmeester in zijn
onderhoud voorzag, maar reeds spoedig naam
maakte als dichter, tot een belangrijke figuur werd
in het literaire en culturele leven van zijn tijd en
toegang kreeg tot de aanzienlijke kringen, met name
die der Scipionen, In 184 verkreeg hij het romeinse
burgerrecht. Hij leidde intussen een eenvoudig leven
op de Aventijn en stierf er in 169 vC. Hoewel
E. bij het oskisch en grieks van zijn geboortestreek
pas later latijn leerde, ontpopte hij zich als een
veelzijdig begaafd dichter in deze taal. Anderzijds
stelde zijn kennis van het grieks hem in staat een
belangrijke rol te spelen in de hellenisering van de
romeinse literatuur en cultuur van zijn tijd.
Op de gehele latere latijnse literatuur heeft E. een diepgaande invloed gehad, vooral door de invoering van de epische hexameter, het creeren van een daardoor bepaald latijns episch taaleigen, en als schepper van de romeinse satire. Helaas zijn van zijn vele werken slechts fragmenten tot ons gekomen.
1. Van zijn Annales in 18 boeken zijn slechts 600
verzen of fragmenten van verzen bewaard gebleven.
E. geeft in dit grote werk een geschiedenis
van Rome van de oudste tijden tot in het jaar
171 vC. Bewust stelt hij zich
Homerus ten voorbeeld,
ja acht zich als nationaal dichter van het
eerste romeinse epos een tweede Homerus en maakt
gewag van een droom waarin Homerus hem op de
Parnassus zou zijn verschenen en hem tot zijn
werk zou hebben geïnspireerd. Hij vervangt ook de
tot dan toe gebezigde saturnische versmaat door
de epische hexameter. Zijn bronnen waren de annalen
van de pontifices en de kronieken der
annalisten, maar
hij wekte ze tot nieuw leven, al
mag men aan zijn dramatische vormgeving nog
geen al te hoge eisen stellen. De invloed van Ennius'
epos op Vergilius' Aeneïs is onmiskenbaar,
maar het tragische is dat juist het succes van Vergilius'
Aeneïs de Annales van E. in het vergeetboek
heeft doen geraken, waardoor ze tenslotte verloren
zijn gegaan.
2. Van minstens twintig tragedies van E. kennen we de titels, maar slechts 400 verzen zijn bewaard gebleven. Zijn stof vond hij in de mythologie, met name in de trojaanse sagenkring. Van de griekse tragici ging zijn voorliefde uit naar Euripides, met wie hij zich door zijn scepticisme en kritiek op het traditionele godengeloof het meest verwant voelde. E. sprong overigens zeer vnl met zijn griekse modellen om, veranderde en combineerde waar en zoals het hem gewenst voorkwam. Daarnaast schreef hij twee nationaal-historische drama's (fabula praetexta), waarvan een over de sabijnse maagdenroof (Sabinae).
3. Van Ennius' komedies kennen we slechts twee titels en enige regels. Hij schijnt met het blijspel geen succes te hebben gehad of bewust het veld te hebben geruimd voor de in dit genre meer begaafde Plautus.
4. Slechts 31 regels zijn bewaard gebleven van zijn zes boeken Saturae, een verzameling gedichten in verschillende metra over uiteenlopende onderwerpen, en slechts 11 regels van een didactisch gedicht Hedyphagetica (Lekker eten) over eetbare zeevis, een adaptatie van een soortgelijk werk van Archestratus van Gela en het eerste latijnse leerdicht.
5. E. is ook de eerste latijnse epigrammendichter.
Bewaard gebleven is zijn grafschrift, dat van hemzelf
afkomstig zou zijn:
Aspicite, o cives, senis Enni imaginis formam. Hic vestrum pinxit maxima facta patrum. Nemo me lacrimis decoret nec funera fletu faxit. Cur? Volito vivus per ora virum. Aanschouwt, burgers, de beeltenis van de oude Ennius. Hij heeft de grote daden uwer vaderen bezongen. Laat niemand mij eren met tranen noch mijn begrafenis met geween begeleiden. Waarom? ik vlieg levend van mond tot mond.
6. In het kader van Ennius' kritische houding tegenover
de mythologie past zijn vertaling van de Ἱερὰ ἀναγραφή (Sacra Historia) van
Euhemerus, volgens
wie de goden slechts door wijsheid of dapperheid
uitblinkende en na hun dood vergoddelijkte
mensen waren.
Lit. Uitgaven: Editio princeps van R. en H. Stephanus (1564).
Beste moderne edities: J. Vahlen, Ennianae Poesis Reliquiae³
(Leipzig 1928 = Amsterdam 1967). E. Steuart, The Annals
of E. (Cambridge 1925). J. Heurgon, E., Les Annales, Fragments
tragiques (Paris 1958). H. D. Jocelyn, The Tragedies
of E. The Fragments with an Introduction and Commentary
(Cambridge 1967). Uitgave met commentaar: O. Skutch, The Annals of Q.
Ennius (Oxford 1985). Met engelse vertaling: E. Warmington,
Remains of Old Latin 1 (Loeb Class. Libr., London 1935).
Met italiaanse vertaling: R. Argenio, E. I frammenti (Rome
1951). - Laatste literatuuroverzicht: S. Timparano (Anzeiger
für die Altertumswissenschaft 5, 1952, 195-212). F. Skutsch
(PRE 5, 2589-2628). GRL 1, 86-100. F. Leo, Geschichte
der römischen Literatur 1 (Berlin 1913 = Darmstadt 1967)
150-211. - E. Norden, E. und Vergilius (Leipzig 1915). J.
Waszink, The Proem of the Annals of E. (Mnemosyne 4, 3,
1950, 215-240). Id., Il proemio degli Annales di Ennio (Maia
16, 1964, 327-340). O. Skutsch, The Annals of Quintus E.
O;ondon 1953). G. Mariotti, Lezioni su Ennio (Turijn 1963).
N. Catone, Grammatica Enniana (Florence 1964). A. Grilli,
Studi Enniani (Brescia 1965). [Diercks]