Marcus Terentius Varro

Marcus Terentius Varro van Reate, romeins prototype van encyclopedische geleerdheid (vgl. o.m. Plinius maior), werd in 116 vC in het sabijnse stadje Reate geboren uit een gegoede familie. Hij studeerde in Rome bij Aelius Stilo en in Athene bij de academische filosoof Antiochus van Ascalon.

Hij werd tribuun, aediel en praetor en bekleedde militaire commando's onder Pompeius (67 vC , die hij ook in de burgeroorlog tegen Caesar (49 vC) volgde. Na zijn verzoening met Caesar werd hij belast met de uitvoering van diens plan voor een openbare bibliotheek. Na de moord op Caesar (44 vC) en die op zijn vriend (?) Cicero (43 vC) wijdde hij zich verder aan de studie tot zijn dood op 90-jarige leeftijd in 27 vC: het jaar waarin Augustus keizer werd, op wiens religieuze en culturele restauratiepolitiek zijn wetenschappelijke onderzoekingen over de oudromeinse instellingen een moeilijk te overschatten invloed hebben uitgeoefend. Talloos velen, van Cicero, Vergilius, Plinius, Suetonius en Aulus Gellius tot Augustinus en Martianus Capella hebben van hem geleerd.

Werken. Ongeveer 75 werken, die meer dan 600 boekrollen vulden, stonden op naam van deze polygraaf, maar slechts twee werken zijn geheel of grotendeels bewaard gebleven. Treffend formuleerde reeds Cicero zijn betekenis met de constatering dat dank zij zijn werken de Romeinen van vreemdelingen in eigen stad daarin werkelijk thuis zijn geraakt door kennis van en begrip voor hun nationale tradities (in de opdracht aan V. van zijn Academica Posteriora 1,9). Hij was niet alleen systematisch geleerde, maar ook popularisator. Een groot aantal menippeïsche satiren - mengelwerk in proza en poëzie, dramatisch en vertellend, in de trant van Menippus van Gadara - stond op zijn naam, vol met volkse en populair-filosofische wijsheden, enigszins in de trant van Vader Cats. Serieuzer waren zijn 76 boeken Logistorici, filosofische dialogen rondom een voordracht van een bekende historische persoonlijkheid (enkele typerende titels: Marius de fortuna, Sisenna de historia, Catus de liberis educandis, Orestes de insania). Zijn historische studies waren antiquarisch georiënteerd, o.a. zijn invloedrijke Antiquitates rerum humanarum et divinarum (41 boeken), De gente populi Romani en De vita populi Romani. Andere werken betroffen het recht, de geografie en de meteorologie. Zeer belangrijk waren ook zijn bijdragen tot de oudere latijnse literatuurgeschiedenis, o.a. De poetis, De poematis, De scaenicis originibus en De comoediis Plautinis, waarin hij de kanon van 21 ons overgeleverde authentieke komedies van Plautus vaststelde. Curieus waren zijn Hebdomades of Imagines, een serie korte biografieën, met portretten en epigrammen, van niet minder dan 700 belangrijke Grieken en Romeinen. Grote invloed had zijn encyclopedische werk Disciplinae, een beschrijving van de opvoeding in de 'vrije kunsten', die later in het middeleeuwse opvoedingssysteem van trivium en quadrivium zou uitmonden. Van al deze verloren werken zijn talloze sporen bij anderen bewaard; overgeleverd zijn slechts de boeken 5-10 van zijn 25 boeken De lingua latina en zijn dialoog in 3 boeken De rebus rusticis.

Het werk over de latijnse taal is geen systematische grammatica, maar een gesystematiseerde, op het oudlatijn geörienteerde serie beschouwingen onder de door hellenistische grammatici onderscheiden categorieën analogie (ratio) en anomalie (consuetudo): zijn de taalfeiten logisch te verklaren of op willekeurig gebruik terug te voeren? De eerste boeken behandelen vooral etymologische woordverklaring en de vormleer, de latere (verloren) boeken de zinsleer. De moderne lezer verbaast zich beurtelings over bizarre en vaak vermakelijke redeneringsfouten en over een onvoorstelbare feitenkennis op het gebied van de oudlatijnse (en de griekse) taal en literatuur; ook de combinatie van getalmatige oversystematisering en rommelige presentatie is moeilijk verklaarbaar. Het werk is aan Cicero opgedragen, die het zijne gedacht moet hebben van V .'s abominabele stijl. Het is bewaard gebleven in Codex Laurentianus L I 10 (F) uit de 11e eeuw, waarop de overige bewaarde manuscripten teruggaan.

Veel leesbaarder is V .'s op zijn 80e jaar geschreven dialoog over landbouw en veeteelt, die een waardige schakel in een goed bewaard romeins genre (Cato's De agricultura, Vergilius' Georgica, Columella's De re rustica) vormt; maar ook hier treft de bizarre systematiek.

Het eerste boek is aan de landbouw, het tweede aan de veeteelt, het derde aan de vogel-, vissen-, konijnen- en bijenteelt gewijd. Literaire pretenties zijn zichtbaar in de wisselende dramatische setting (boek 1 voor een kaart van Italië in de tempel van Tellus), de afwisselende gespreksvorm, niet zonder humor in de namen van de gekozen gesprekspartners; het werk is aan zijn vrouw Fundania opgedragen (propter fundum) en daarna zijn de naamgrappen niet meer van de lucht: over de ager spreken Agrius en Agrasius, over het vee Vaccius en Scrofa enz. Persoonlijk is ook de liefde voor het italische land, die Vergilius' Georgica voorafspiegelt.

Ten opzichte van Cato's geschrift treft de enorme vooruitgang in menselijkheid, bv. bij het spreken over slaven en dieren. Het werk is overgeleverd in een inmiddels verloren Codex Marcianus, waarvan de lezingen te reconstrueren zijn dank zij collaties van Politianus en Victorius, en dank zij enkele afschriften.

Het totaalbeeld, voorzover wij ons dat van V. kunnen maken (niet veel meer dan één procent van zijn werk is bewaard!), blijft incoherent. Zijn wetenschappelijke methodiek ontleent hij aan de griekse traditie, maar hij blijft daarbij grotendeels in de door hem bewonderde pythagoreïsche getallensymboliek steken (hij liet zich ook volgens het pythagoreïsche ceremomeel begraven). In het detail en in de mentaliteit overheerst oer-romeinse zakelijkheid en nuchterheid; een kamergeleerde was V. beslist niet. Zijn aanpak is meer pragmatisch en encyclopedisch dan wetenscha pelïk-kritisch. Maar de ontzagwekkende hoeveelheid materiaal die zijn onderzoekingen aan zijn landgenoten ter beschikking hebben gesteld heeft de hele verdere romeinse cultuurgeschiedenis doordrongen. Zonder dit materiaal was bv. een werk als Vergilius' Aeneis, schepping van een veel grotere geest, ondenkbaar geweest.


Lit. Recente bibliografische overzichten: J. Collart, Varron grammairien et l'enseignement grammatica] dans l'antiquité romaine 1934-1963 (Lustrum 9, 1964, 214-241). B. Cardauns, Stand und Aufgaben der V. forschun (Abh. Akad. Wiss. Lit. Mainz, Geistes- und sozialwiss. Klasse 19 ,4; met bibliografie 1935-1980).

Volledige uitgaven: Editio princeps van Henricus Stephanus (Paris 1573). F. Semi, Terentius V., Quae extant 1-4 (Padua 1966). Met italiaanse vertaling: A. Traglia, Marco Terenzio Varrone, Opere (Turijn 1974; De lingua Latina, De rebus rusticis, grammaticale fragmenten).

Algemene studies: H. Dahlmann (PRE Suppl. 6, 1935, 1172-1277). GRL 1, 555-578. - E della Corte, Varrone, il terzo gran lume Romano (Genua 1954, Florence 1970). C.O. Brink/J. Collart/H. Dahlmann e.a., Varron. Six exposés et discussions (Entretiens sur l'antiquité classique 9, Vandoeuvres/Genève 1963). Uitgaven en studies van afzonderlijke geschriften: De lingua Latina: Editio princeps van Pomponius Laetus (Rome 1471?). G. Goetz/F. Schoell, M. Terenti V.nis De lingua Latina quae supersunt (Leipzig 1910 = Amsterdam 1964). Met engelse vertaling: R. Kent, Varro, On the Latin Language 1-2 (Loeb Class. Libr. London 1938). Met duitse vertaling en commentaar: H. Dahlmann, V ., De lingua Latina Buch VIII Hermes, Einzelschriften 7. Berlin 1940 = 1966). Met franse vertaling en commentaar: J. Collart, Varron, De lingua Latina, liber V (Paris 1954). Met italiaanse vertaling en commentaar: A. Traglia, M. Terenzio Varrone, De lingua Latina, libro X (Bari 1956). E. Riganti, Id., libro VI (Bologna 1978). - H. Dahlmann, V. und die hellenistische Sprachtheorie (Problemata 5, Berlin 1932). J. Collart, Varron, grammairien latin (Paris 1954). R. Schröter, Studien zur varronischen Etymologie (Abl. Akad. Wiss. Lit. Mainz, Geistes- und sozialwiss. Klasse 1959, 12). D. J. Taylor, Declinatio A study of the linguistic theory of Marcus Terentius (Amsterdam 1975). J. Collart e.a., Varron, grammaire antique et stylistique latine (Paris 1978).

De rebus rusticis: Editio princeps van G. Merula (Venetië 1472). H. Keil/G. Goetz, M. Terenti V .nis Rerum rusticarum libri III (Leipzig 1912, fl929). Met engelse vertaling: W. D. Hooper/H. Ash, M. Porcius Cato, On agriculture. M. Terentius V., On agriculture (Loeb Class. Libr., London 1934). Met franse vertaling en commentaar: J. Heurgon, Varron, Economie rurale, livre 1 (Paris 1978). - R. Heisterhagen, Die literarische Form der Rerum rusticarum libri V.s (Marburg 1952). J.E. Skydsgaard, V. the Scholar. Studies in the first book of Varro's De re rustica (Kopenhagen 1968). W. W. Briggs ed., Concordantia in V.nis libros De re rustica (Hildesheim/ Zürich/New York 1983).

Saturae Menippeae: A. Riese, M. Terenti V.nis Saturarum Menippearum reliquiae (Leipzig 1865 = Hildesheim 1971). F. della Corte, Varronis Menippearum fragmenta (Genua 1953; met commentaar. Met franse vertaling en commentaar: J.-P. Cèbe, Varron, Satures ménippées (Rome 1972vv; in 1983 zes banden verschenen). - L. Riccomagno, Studio sulle sature menippee di Varrone (Alba 1931). E. Bolisoni, Varrone menippeo (Pa ua 1936). F. della Corte, La poesia di Varrone Reatino ricostituita (Turijn 1938, 1978). E. Woytek, Sprachliche Studien zur Satura Menippea V .s (Wiener Studien, Beiheft 2, Wien 1970). E. Laffagno, Index verborum quae in Saturarum Menippearum fragmentis inveniuntur (Genua 1972). L. Alfonsi, Le Menippee di Varrone in H. Temporini ed., Aufstieg und Niedergang der römischen Welt,3 , Berlin/New York 1973, 2 -59). L. Deschamps, Étude sur la langue de Varron dans les satires ménippées (Paris 1976).

Overige werken: R. Agahd, M. Terentii V.nis Antiquitatum rerum divinarum libri I, XIV, XV, XVI (Jahrbücher für Classische Philologie, Su l. 24, Leipzig 1898 = New York 1975 .H. Peter, Historicorum omanorum reliquiae 2 (Leipzig 1906 9-25. P. Fraccaro, Studi Varroniani. De gente populi Romani libri IV (Padua 1907). P. Germann, Die sogenannten Sententiae V.nis (Paderborn 1910). E. Bolisani, I Logistorici Varroniani (Padua 1937). B. Riposati, M. Terenti V .nis De vita populi Romani (Milaan 1939, 1972). H. Dahlmann, V .s. Schrift De poematis und die hellenistisch-römische Poetik (Abh. Akad. Wiss. Lit. Mainz, Geistes- und sozialwiss. Klasse 1953, 3). Id./R. Heisterhagen/W. Speyer, Varronische Studien 1. Zu den Logistorici. 2. De rerum natura, ein verlorenes Lehrgedicht des V. von Reate (ib. 1957, 4; 1959, 11). H. Dahlmann, Studien zu Varro De poetis (ib. 1963, 10). A. Condemi, M. Terenti V .nis Anti uitates rerum divinarum. Librorum I-II fragmenta (Bologna 1965). B. Cardauns, M. Terenti V.nis Antiquitates rerum divinarum 1-2 Abh. Akad. Wiss. Lit. Mainz, Geistes- und sozialwiss. Klasse 1976). Id., V. und die römische Religion. Zur Theologie, Wirkungsgeschichte und Leistung der Antiquitates rerum divinarum (in H. Temporini ed., Aufstieg und Niedergang der römischen Welt II, 16, 1. Berlin/New York 1978, 80-103). B. Zucchelli, V. logistoricus. Studio letterario e prosopografico (Parma 1981) [Leeman]


Lijst van Auteurs