Vitruvius, romeins schrijver van een handboek over bouwkunst in de tijd van Augustus, soms in navolging van een latere compilator ook wel V. Pollio genoemd (over een praenomen ontbreken nadere gegevens). Over zijn leven zijn ons nauwelijks bijzonderheden bekend. Op grond van autobiografische passages in zijn werk De architectura weten wij o.m. dat hij een opleiding als architect had genoten en het ontwerp had gemaakt voor een basilica te Fanum, alsook dat hij als militair ingenieur had gediend in Caesars leger, waarop zijn optreden als praefectus fabrum (commandant van de genietroepen) onder Octavianus aansloot. Naar alle waarschijnlijkheid was hij voorts betrokken bij het onder leiding van Agrippa in de jaren 30 vC in Rome tot stand gebrachte waterleidingssysteem. Verder weten wij dat hij op voorspraak van Augustus' zuster Octavia een staatspensioen van de keizer ontving voor bewezen diensten.
Van zijn werk, waarvan de auteur zelf meedeelt het als hoogbejaard emeritus te hebben uitgegeven met het doel ware roem te verwerven, moet op grond van interne indicia het ontstaan tussen 33 en 31 vC gedateerd worden, hoewel de publicatie in de uiteindelijke vorm pas tussen 16 en 13 vC plaats vond. Het was opgedragen aan de meermalen door de schrijver als imperator Caesar aangesproken Octavianus.
Conform de ruime interpretatie die de auteur geeft aan het begrip architectura, komt in dit tien boeken omvattende handboek behalve de bouwkunst in eigenlijke zin - de aedificatio, waaraan de boeken 1-8 zijn gewijd - ook de constructie van instrumenten voor de tijdsberekening (in boek 9, dat vooral gaat over de ars gnomonica, de techniek van het bouwen van zonnewijzers) en van machines voor industriële en militaire doeleinden (in boek 10, over machinatio) aan de orde. De aedificatio die in de eerste 8 boeken behandeld wordt, heeft zowel betrekking op gebouwen voor algemeen gebruik (publica) als voor privé-gebruik (privata), terwijl bij de bouwwerken voor algemeen gebruik nader wordt onderscheiden in die welke de defensio (de verdediging van de stad), de religio (de verering van de goden) of de opportunitas (het gebruik bij verschillende - i.c. niet-religieuze - gelegenheden) betreffen. Zo wordt in boek 1 over stedenaanleg en de bouw van verdedigingswerken gesproken, alsook over bouwkunde in het algemeen, waarbij de behandeling van bouwmaterialen in boek 2 aansluit. De tempelbouw en de bespreking van de verschillende typen zuilen (naast de dorische, corinthische en ionische ook de etruskische) vormen het onderwerp van de boeken 3 en 4. Boek 5 is gewijd aan de behandeling van de bouw van basilicae, theaters, palaestrae en andere profane openbare gebouwen en de aanleg van fora. In de boeken 6 en 7 volgt dan respectievelijk de huizenbouw en de binnenhuisarchitectuur, in boek 8 de bouw van aquaducten. Bij de bespreking van de verschillende categorieën legt de auteur grote nadruk op de aan ieder bouwwerk te stellen eisen van degelijkheid (firmitas), bruikbaarheid (utilitas) en - vooral in verband met de tempelbouw en de daarbij aan de orde komende leer van de proporties - aantrekkelijkheid (venustas). Ook wijdt hij - met name in boek 1 - nader uit over de eisen waaraan een goed architect moet voldoen: deze dient volgens de schrijver niet alleen praktisch maar ook theoretisch te zijn geschoold, en een brede algemene vorming te hebben genoten. Zelf getuigt V. van een dergelijke brede algemene belangstelling en kennis in het bijzonder in de uitvoerige praefationes van de afzonderlijke boeken, waarin behalve autobiografische mededelingen en samenvattingen van de in het eigenlijke werk behandelde themata ook allerlei wijsgerige en algemeen cultuurhistorische beschouwingen, met name over de oorsprong en de betekenis (naast andere disciplines) van de architectuur, voorkomen. Als bronnen voor de samenstelling van zijn handboek maakte V. naast zijn eigen ervaring als architect vooral gebruik van de betreffende vakliteratuur van de hellenistische architecten, in het bijzonder van Hermogenes van Priëne of Alabanda. alsook (voor de bouwgeschiedenis) van Varro's Antiquitates.
Taal en stijl van het werk vertonen allereerst de trekken van het bij het technische karakter van het onderwerp aansluitende vakproza. een technisch karakter dat evenals het ontbreken van de illustraties de lectuur niet zelden bemoeilijkt. Daarnaast is in het werk een neiging tot het veelvuldig gebruik van archaïsmen te bespeuren, alsmede een tendens tot abundant taalgebruik, terwijl anderzijds - wanneer de auteur de taal hanteert van de bij de bouw betrokken werknemers - nogal eens fouten tegen de officiële grammatica en andere onmiskenbare kenmerken van het. vulgaire latijn voorkomen.
Het belang van De architectura, dat als enige institutio
(inleiding) op dit vakgebied uit de oudheid is
bewaard, ligt behalve in de beschrijving van een
groot aantal romeinse - zij het slechts zelden augusteïsche
- bouwwerken voornamelijk in de inlichtingen
over bouwmaterialen en constructiemethoden
en over de leer der proporties, een leer die grote
invloed heeft gehad op de bouwkundige theorieën
in de tijd van de renaissance. In de oudheid zelf is
het werk o.m. benut door Plinius maior en
Frontinus. In de 4e eeuw nC is van het werk van V.
een Epitome (met de titel De diversis fabricis architectonicae)
vervaardigd door Marcus Cetius Faventinus,
een compendium waarvan o.m. Palladius
op zijn beurt gebruik heeft gemaakt.
Lit. Editio princeps Rome 1486. Moderne edities: V. Rose, Vitruvii De architectura libri decem (Leipzig 1899). F. Krohn, Vitruvii De architectura libri decem (Leipzig 1912, met het Epitome van Faventinus). L. Cherubini. V. De architectura (Pisa 1975). Met franse vertaling, inleiding en tekeningen: A. Choisy, Vitruve (Marcus V. Pollio, De architectura) 1-4 (Paris 1909). Met engelse vertaling: F. Granger, V. On Architecture 1-2 (Loeb Class. Libr., London 1931-1934) - Met duitse vertaling: C. Fensterbusch, Vitruv. Zehn Bücher über Architektur (Darmstadt 1964, ³1981). Met commentaar en franse vertaling: boek 9: J. Soubiran, Vitruve, De l'architecture. Livre IX (Paris 1969): boek 8: L. Callebat, Vitruve, De l'architecture. Livre VIII (Paris 1973). Van Faventinus' Epitome. met engelse vertaling en commentaar: H. Plommer, V. and Later Roman Building Manuals (Cambridge 1973).
Bloemlezing betreffende de archaeologica met commentaar en italiaanse
vertaling: S. Ferri, Vitruvi De architectura quae pertinent ad
disciplinas archaeologicas (Rome 1960) Vertalingen:
In het engels: M.H. Morgan, V. The Ten Books on
Architecture (Cambridge 1914). In het duits: J. Prestel, Zehn Bücher
über Architektur des Marcus V. Pollio (Strassburg 1912-1914.
E. Stuerzenacker, V. Über die Baukunst (Essen 1938; bloemlezing).
In het frans: C. Perrault. Les dix livres d'architecture de Vitruve 1-3
(Paris 1945). In het nederlands: J. A. H. Miälaret. Tien Boeken over
de Bouwkunst (Maastricht 1914).
Index: H. Nohl, Index Vitruvianus (Leipzig 1876 = Darmstadt
1965 ).
Studies: P. Thielscher (PRE 9A, 427-489). GRL 2, 386-395. - L.
Sontheimer, V. und seine Zeit (Tübingen 1908). B. Ebhardt, Die
zehn Bücher der Architektur des V. und ihre Herausgeber. Mit
einem Verzeichnis der vorhandenen Ausgaben und Erläuterungen
(Berlin 1918 = New York 1962). W. Sackur, Vitruv und die Poliorketiker.
Vitruv und die christliche Antike. Bautechnisches aus der
Literatur des Altertums (Berlin 1925). E. Wistrand, V.-Studier
(Diss. Göteborg 1933). Id. De Vitruvii sermone 'parum ad regulam
artis grammaticae explicato' (in: Apophoreta Gotoburgensia V.
Lundström oblata, Göteborg 1936, 16-52). F. Pellati, Vitruvio (Rome
1938). H. Koch, Vom Nachleben des Vitruvs (Baden-Baden
1951). P. Ruffelkl. Soubiran, Recherches sur la tradition manuscrite
de Vitruve (Pallas 9, 1960, 3-154). H. Plommer, V. and Later Roman
Building Manuals (Cambridge 1973: zie ook onder edities). L.
Vagnetti, 2000 anni di Vitruvio (Studi e documenti di Architettura
1978, 8). A. McKay, V. Architect and Engineer. Buildings and building
techniques in Augustan Rome (London 1978). M. Bijvoet e.a.,
Bouwvoorschrift. Een expositie van Vitruvius' geschriften over
bouwkunde (Groningen 1978). H. Knell/B. Wesenberg edd., Vitruv-Kolloquium
1982 (Darmstadt 1984). [Brouwers]