Een dag in Rome

In Rome gingen de werkplaatsen van de vaklui snel open. Ook de kooplui stelden, als de deuren van de werkplaatsen open waren op een goede morgen hun koopwaar ten toon.
Maar wat een herrie, wat een drukte op straat!
De karren rolden over de kromme stukken straat met een enorm kabaal. In de ochtend de meesters op school, 's nachts de bakkers. De hele dag de ketellappers; het wisselkantoor dat munten sloeg met de kop van Nero, een bewerker van Spaans goud die hard met een hamer op een steen sloeg, terwijl de volgelingen van de oorlogsgodin, Bellona, rondliepen schreeuwend als bezetenen. Kortom, een arme in Roma kon niet denken, noch slapen, noch &#n34;leven&#n34;.
In de basilieken verdedigden de advocaten de rechten van hun cliënten voor de praetor en het grote publiek.
Maar de jongens gingen naar school. Zij bleven daar de hele dag, afgezien van de middagpauze waarin ze naar huis gingen om te eten.
's Middags hielden de Romeinen thuis hun siesta. Daarna gingen zij weg, gewoonlijk om naar de thermen te gaan, de enige plaats waar men elkaar gemakkelijk kon ontmoeten in een stad met meer dan een miljoen inwoners. De afstand van de thermen was een probleem en ze waren alleen te voet bereikbaar, omdat wagens en andere middelen van transport er niet konden (en mochten!) komen. Als de thermen sloten, was het al avond en keerde het publiek terug naar huis voor de cena. Met de cena, maaltijd, werd de dag van een Romein afgesloten.
Als men uit de thermen kwam, ontmoette men een vloed van mensen. Het waren de liefhebbers van het circus en van het amfitheater, die hun dag hadden afgesloten.


Vorige  Index  Volgende