Thoeris (Θουηρις, Θοηρις), van t3 wr.t 'de Grote',
is een egyptische nijlpaardgodin. Zij wordt rechtstaand
afgebeeld met afhangende borsten; soms
heeft zij de kop van een krokodil, leeuwepoten en
mensenarmen, die het hiërogliefische sa-teken, symbool
van magische bescherming, vasthouden
(ANEP 568). Dit, en andere attributen, nl. het levensteken
'anch, een waaier, een fakkel, een mes,
wijzen op haar karakter van weldoende demon. T.
stond de vrouwen in het kraambed bij en in die hoedanigheid
is zij verwant met Meschenet, de personificatie
van de geboortetegel, en met Bes. Evenals
van deze laatste werd haar beeld als amulet gebruikt
en tot versiering van bedden, hoofdstutten en toiletgerief.
Reeds uit de prehistorische tijd zijn beeldjes
van haar gevonden. Naast Meschenet, die verviervoudigd
werd, ontstonden er 12 T ., door verschillende
epitheta onderscheiden, die elk van een maand
de patrones waren.
Met T. gebeurde hetzelfde als met andere demonen,
bv. Thermutis: zij werd geleidelijk verbonden of
vereenzelvigd met vooraanstaande goden. Blijkbaar
op grond van haar oorspronkelijke naam, 'Ipy, die
in het Middel-Rijk tot 'Ip.t werd, versmolt T. met
een godin die onder het Nieuwe Rijk 'Ip(3).t, de
tempel van Thebe
personifieerde. Hieruit ontstond
een nauwe verhouding tot Amon, van wie zij
de echtgenote én de moeder genoemd wordt, evenals
de vereenzelviging met de kosmische godin Nut,
als dewelke zij, in de ptolemaeïsche tijd, in het domein
van Amon te
Karnak een tempel bezat naast
die van Chonsu (afb. 65A). Met
Hathor werd zij
verbonden in haar hoedanigheid van meesteres van
de necropool van Thebe.
De griekse papyri vermelden
cultusplaatsen van haar te Oxyrhynchus en te
Kerkeosiris in het Faijüm.
Op de foto staat een stele uit Thebe (1150 vC). Links staat een
zwangere Thoeris en rechts Meretseger, een slangengodin uit de bergen.
Lit. RÄR 530-535. G. Daressy, Thouéris et Meskhenit (Recueil de
Travaux, Paris, 34, 1912, 189-193). Vgl. H. De Meulenaere (CdE
38, 1962, 217-219). Tekst zonder vertaling: C. de Wit, Les inscriptions
du temple d'Opet, à Karnak (Bibliotheca aegyptiaca 11,
Bruxelles 1958).
[Vergote]