Karnak


Karnak, klein egyptisch dorp op de rechteroever van de Nijl, ca. 2 km ten noorden van Luxor, in welks nabijheid het tempelcomplex van Amon ligt.

De naam van dit grondgebied was in de oudheid ns.wt t3.wy 'de tronen van de Beide Landen'. De geschiedenis van Thebe begint onder de 11e dynastie, toen het in de plaats van Hermonthis de metropool werd van de gouw van de w3s-scepter (4e opper-egyptische gouw). Het oudste bekende bouwwerk is een kapel van Sesostris I (12e dynastie), oorspronkelijk bestemd voor het sed-feest, die door Amenhotep III afgebroken werd en waarvan de kalksteenblokken dienden om de 3e pyloon van de grote Amonstempel te vullen. Zij werd door H. Chevrier heropgericht op het 'museum' genoemde terrein ten noorden van het 1e hof (afb. in K. Lange/M. Hirmer, De cultuur van Egypte (Utrecht 1956, nrs. 90-92). Hiernaast ligt nu een eveneens gereconstrueerde albasten kapel voor het sed-feest van Amenhotep I, zie plattegrond hiernaast.

Het complex werd ontzaglijk uitgebreid van de 18e dynastie af. Bijna alle farao's hebben bouwwerken uitgevoerd of de bestaande verfraaid. Daarom is de bouwgeschiedenis van K. buitengewoon ingewikkeld; hier kunnen alleen de grote lijnen ervan aangegeven worden. Amon en zijn gade Mut hebben elk hun temenos, terwijl de tempel van hun zoon Chonsu binnen de omheining van de Amonstempel ligt. Daarnaast ligt ten noorden de temenos met de tempel van Montu, de eerste god van de nomos.

(I) Temenos van Amon. Hij bevat, benevens de reeds genoemde tempel van Chonsu, een Ptah- en een Osiristempel alsmede een tempel van de nijlpaardgodin Ipet of Opet. De kern van de Amonstempel ondersteld dat hij het was die vóór deze pyloon twee rijen van 7 hoge zuilen met open papyruskapitelen aanbracht, zoals hij dit in de tempel van Luxor deed, waarvan er 12 de middenallee vormden van de latere hypostyle zaal.

Ten oosten, buiten de temenos van Amon, bouwde Amenhotep IV-Echnaton een zonnetempel, die dadelijk na zijn dood volledig afgebroken werd. Van de vele kolossale beelden van deze vorst, die langs de vier zijden van het hof opgesteld waren, zijn enkele in situ gevonden. Duizenden blokken werden uit de grondvesten of het vulsel van de bouwwerken van Horemheb gehaald en rusten nu in het 'museum'.

tempelNa de Amarna-tijd begonnen Tutanchamon en Eje met het herstellen van de vervallen Amonstempel doch dit werk werd voornamelijk door Horemheb voltrokken. Deze vermeerderde ook in ruime mate zijn oppervlakte: in de oost-west as bouwde hij de 2e pyloon en in de noord-zuid as voegde hij twee boven toe, die begrensd waren door de pylonen 9 en 10.

Onder de regering van Seti I (19e dynastie) werd de ruimte tussen de 2e en 3e pyloon ten noorden en ten zuiden door twee zijmuren afgesloten. Aan weerszijden van de kolonnade van Amenhotep III, nu tot 2 x 6 zuilen herleid, werden 7 rijen van zuilen (richting oost-west), met gesloten papyruskelk, geplaatst zodat een hypostyle zaal van 134 zuilen ontstond. Deze nieuwe zuilen waren 10 m lager dan die van de middelste kolonnade. Aan de noord- en zuidzijde werd deze ruimte gebruikt voor het plaatsen van hekvormige ramen, die de verlichting van de zaal verzekerden. Op die wijze werd het type van de basilicabouw geschapen, met hoge middenbeuk en twee lagere zijbeuken, dat nog in Rome en in de eerste christelijke kerken gebruikt zou worden. Op de binnenwanden van de zaal en op de zuilen werden godsdienstige scènes gebeeldhouwd door Seti I en Ramses II. Op de noordelijke buitenmuur liet Seti I zijn veldtochten tegen de Syriërs en de Libiërs afbeelden (ANEP 322-331; teksten: ANET 254-255). Ramses II liet op de zuidelijke buitenmuur reliëfs aanbrengen van zijn campagnes tegen de Hethieten (afb. 65B, 17, 18; vgl. ANEP 334) alsmede het gedicht op de slag bij Kades (15). Op de westelijke buitenmuur van het eerste zuidelijke hof (16) staat de tekst van het 'eeuwig verdrag' dat hij in het 2le jaar van zijn regering met de hethitische koning Hattusilis III sloot (ANET 199-201; vertaling van de hethitische tekst: 201-203). Interessant is ook (19) de inscriptie betreffende de overwinning van Sjesjonk I (22e dynastie) op Rehabeam van Juda, Salomo's zoon, met een lijst van aziatische steden die deze vorst beweert onderworpen te hebben (ANEP 349; ANET 242-243; 263-264).

In de ruimte vóór de 2e pyloon wijdde Seti II (19e dynastie) een driedubbele processiekapel aan Mut, Amon, Chonsu; Ramses III (20e dynastie) bouwde aan de zuidzijde voor dezelfde trias een tempel, die vermoedelijk tevens een monument voor zijn sedfeest was. Koningen van de 22e dynastie sloten deze ruimte in door de z.g. Bubastidenhal, d.w.z. twee zijmuren met zuilenrijen. Onder de 25e of ethiopische dynastie legde Taharka in de oost-west as, naar het model van die van de hypostyle zaal, een kolonnade aan van 10 reusachtige zuilen, waarvan nog één overeind staat. Hij begon vermoedelijk ook met de bouw van de machtige 1e pyloon. De rijen van ramsfinxen die wegens deze werken van het midden naar de zijden van het 1e hof verplaatst moesten worden stammen van Ramses II, zoals die welke nu nog de dromos van de tempel begrenzen.

(II) Temenos van Mut. Ten zuiden van het domein van Amon en met een ramsfinxallee ermee verbonden, ligt de erg gehavende tempel van Müt. Hij is als omsloten door de heilige vijver, die een U-vorm heeft en isjeru of asjeru heet. De tempel schijnt uit de 18e dynastie te stammen en vertoont voornamelijk sporen van de bouwbedrijvigheid van Amenhotep III.

(III) Temenos van Montu. Aan de overzijde, ten noorden van de temenos van Amon, bevindt zich, in een eigen omheining, de tempel die door Amenhotep III aan de krijgsgod Montu werd gewijd. In zijn verlengde ligt een kapel van Maat.


Lit. Porter/Moss 2, 1-97. J. Vandier, Manuel d'archéologie égyptienne, II 2 (Paris 1955, 620-621, 799-808, 862-943). P. Barguet, Le temple d'Amon-Rê à Karnak. Essai d'exégèse (Le Caire 1962). [Vergote]


Terug naar Thebe Kaart