Sjesjonk, naam van vijf Libiërs die tijdens de 22e en 23e dynastie koning waren van Egypte en o.a. met vier stamgenoten afwisselden die Osorkon genoemd zijn. De naam luidt in het hebreeuws Sisak of Sosak, in de assyrische annalen Susinku en Susanku, bij Manetho Σέσωγχις en Σεσώγχωσις.
Sjesjonk I (ca. 945-924 vC) was een 'grote chef van de
Ma's' d.i. van de Masjwasj of Libiërs, die als soldaten-landbouwers
talrijke militaire kolonies vormden
in Egypte. Het is onbekend hoe hij op de
troon kwam na Psusennes II en de 22e dynastie
stichtte, die wegens zijn herkomst uit Bubastis de
bubastidische genoemd wordt, hoewel de voornaamste
residentie Tanis bleef.
Hij werd niet onmiddellijk erkend door de priesterschap van Amon, die te Thebe de macht in handen had. In 925 vC, vijf jaar na de dood van Salomo en de splitsing van zijn rijk, viel S. niet alleen Juda binnen, het gebied van diens zoon Rehabeam, maar ook Israel, het noordrijk van de rebel Jerobeam, die bij hem asiel had gevonden toen Salomo hem naar het leven stond. De lijst van de overwonnen steden die S. op de zuiderwand van de 2e pyloon van Karnak liet aanbrengen, telde oorspronkelijk 150 of misschien zelfs 180 namen (zie afb. 65B, nr. 19; ANEP 349; ANET 242v). Mogelijk heeft S. van de verdeeldheid willen profiteren om zijn heerschappij in Azië te herstellen. Een getuigenis van dit laatste is het beeld van S. dat Abibaäl, de stadsvorst van Byblos, in zijn tempel aan de godin liet wijden, zoals ook zijn opvolger Elibaäl dit deed met een beeld van Osorkon I. Met de zware schatting in goud die deze veldtocht opleverde schonk S. een nieuwe welstand aan zijn land en kon hij verschillende bouwwerken uitvoeren, o.a. de Bubastiden-hal van Karnak.
Over de volgende koningen van de 22e en 23e dynastie zijn even weinig geschreven bronnen bewaard. Dit ligt vooral aan het feit dat zij in de Delta resideerden. Te Thebe stelden zij hun zonen of andere familieleden tot hogepriester van Amon aan, en deze oefende feitelijk de macht uit. Ook in andere steden gedroeg de hogepriester of een locale prins zich als een zelfstandig heerser; Deltasteden als Busiris, Sebennytus en Mendes waren in de macht van libische militaire chefs.
Van 818 af ontstond naast de 22e een nieuwe dynastie, uit dezelfde familie stammend, die vermoedelijk te Leontopolis gevestigd was en die door de Thebanen terstond als de wettelijke erkend werd.
De derde vorst van deze 23e dynastie, Osorkon III, benoemde een van zijn dochters tot godsgemalin van Amon te Thebe; na korte tijd verdrongen de godsgemalinnen de hogepriesters uit hun machtspositie, zodat zij twee eeuwen lang het bewind voerden te Thebe.
Aan deze verbrokkeling werd een einde gemaakt
onder de 25e of ethiopische dynastie door de Nubiër
Sjabaka, na een poging tot hereniging door
de vorst van Saïs Tefnacht (729-720 vC), die met
Bocchoris de 24e dynastie vormt.
Lit. Drioton/Vandier 522-537, 559-562, 566-569. K. A. Kitchen,
The Third Intermediate Period in Egypt (1100-650 BC)
(Warminster 1973; velerlei nieuwe inzichten en regeringsdata).
Helen Jacquet-Gordon, Texts of the XXIst to the XXIVth
Dynasty (in Textes et langages de l'Égypte pharaonique 2, Institut
français d'Archéologie orientale, Bibliothèque d'Étude
64,2, Le Caire z.d. (1972) 107-122). M. L. Bierbrier, Genealogy
and Chronology of the late New Kingdom (c. 1300-664
B.C.) (Warminster 1975). F. Gomaà, Die
libyschen Fürstentümer
des Delta, vom Tod Osorkons II. bis zur Wiedervereinigung
Ägyptens durch Psametik I (Beihefte zu Tübinger
Atlas des Vorderen Orients, Reihe B, Nr 6, Wiesbaden 1974;
cf. K. A. Kitchen, CdÉ, 52, 1977, 40-48). C. E. Sander-Hansen.
Das Gottesweib des Amun (Danske Videnskabernes
Selskab, Hist.-filol. Skrifter 1,1, Kopenhagen 1940).
[Vergote]