Borsippa

kaartBorsippa (τὰ Βόρσιππα), stad ten zuiden van Babel, ten westen van de Eufraat, waarmee het in de oudheid door een kanaal verbonden was. De schrijving Borsippa stamt uit de hellenistische tijd, en geeft vermoedelijk de juiste uitspraak weer van de in spijkerschriftteksten altijd Barsipa geschreven naam.

De stad komt voor vanaf de tijd van de derde dynastie van Ur. Het noemen van B. in een jaarnaam van Sumulael van Babel kan erop wijzen, dat de stad tot het oude bezit van de eerste dynastie van Babylon behoorde. Ook Hammurabi vermeldt de plaats in de proloog van de codex. Via een vermelding in een schenkingsoorkonde uit de tijd van Marduk-apaliddina I (1176-1164) komt men in de tijd van het nieuw assyrische rijk, in welke periode Sargon II, Esarhaddon en Assurbanipal bouwwerken in B. lieten uitvoeren. Vooral onder de nieuwbabylonische koning Nebukadnezar II vonden er in B. uitgebreide werkzaamheden plaats. Ook van Antiochus I Soter is er een spijkerschriftinscriptie teruggevonden. De stad bleef tot ver in de middeleeuwen bestaan.

B. is vooral van belang wegens de tempel E.zi.da van de god Nabu, die als stadsgod van B. kan gelden. De benaming Ezida werd ook in andere steden als Assur, Kalach en Nineve gebruikt voor heiligdommen van deze god. In Babel was Ezida een onderdeel van de Marduktempel. Het is opvallend dat in de codex van Hammurabi Borsippa en Ezida in verband gebracht worden met een god TU.TU, waarmee vaak Marduk en niet Nabu aangeduid werd.

De verering van Nabu in B. was eng verbonden met die van Marduk in Babel. Iedere eerste maand van het jaar trok Nabu naar de stad van zijn vader, en verbleef daar enige dagen in diens tempel, in een eigen speciale afdeling. Het uitblijven van deze processie gold als een politiek feit van de eerste orde. De moderne naam van de ruïnes van B. is birs nimrud. Het archeologisch onderzoek van de stad is zeer onvolledig. De enige die hier een aan redelijke eisen voldoende opgraving uitvoerde was Koldewey, die er gedurende drie maanden in 1902 werkte. De resultaten zijn niet volledig gepubliceerd. Men is dus voor reconstructie van het stadsbeeld aangewezen op gegevens uit oorkonden en dergelijke, die vooral uit de nieuw-babylonische en perzische tijd aanwezig zijn, echter niet in grote getale. De plaats is vooral beroemd door de nog 47 m boven de vlakte staande resten van de toren die bij de Nabutempel hoorde (afb. JbEOL 8, 1942, pl. 37). In de 19e eeuw zag men daarin soms de toren van Babel.



Lit. E. Unger (RLA 1, 402-429, waar verdere opgave). Voor de oudere geschiedenis van de stad vgl. D. O. Edzard, Die zweite Zwischenzeit Babyloniens, p. 125, noot 661. [v. Driel]


Kaart