Danuvius

kaartDanuvius (Δανούβιος of Δάνουβις), latijnse, oorspronkelijk keltische, naam van de boven- en middenloop van de Donau, terwijl de benedenloop oorspronkelijk Ister (of Hister) heette. Deze laatste naam was reeds vroeg ook voor de gehele rivier in gebruik; de naam D. had deze functie vanaf het begin der christelijke jaartelling, maar daarnaast bestond de naam Ister voor de hele stroom voort.

De identiteit van D. en Ister schijnt lang onbekend te zijn geweest; en tot in de 1e eeuw vC nam men veelvuldig aan dat de Donau zich ergens in haar middenloop splitste en behalve haar monding in de Zwarte Zee ook een monding in de Golf van Triëst had. Pas Strabo (Geographia 7) en Ptolemaeus (Geographica 2, 11) beschreven de loop van de rivier enigszins nauwkeurig; Tiberius was de eerste Romein die tot de bronnen van de D. doordrong (16 vC).

Eeuwenlang vormde de Donau van Abusina (thans Eining ten zuidwesten van Regensburg) tot aan de Zwarte Zee de natuurlijke noordgrens van het romeinse rijk; afgezien van een smalle strook in Beieren was Dacia het enige romeinse gebied ten noorden van de 2860 km lange rivier, en dan nog slechts van 107 tot ca. 270. Op de zuidelijke rivieroever lagen een tiental vaste legioenskampen - Castra Regina (Regensburg), Lauriacum (Lorch), Vindobona (Wenen), Carnuntum (Petronell), Brigetio (Komorn), Aquincum (Boeda), Viminacium (Kostelatz), Novae (Swisjtow), Durostorum (Silistra) en Troesmis (Iglitza) - en talloze castella, die door een grote heirbaan met elkaar verbonden waren. Bovendien waren op de Donau twee oorlogsflottieljes gestationeerd, de classis Pannonica en de classis Moesica. Als verkeersader had de rivier reeds in de oudheid grote betekenis.


Lit. Brandis (PRE 4, 2103-2133). [Nuchelmans]


Kaart