Tiberis, latijnse naam van de Tiber, na de Po de
langste (ca. 400 km) rivier van het italische
schiereiland. Zij ontspringt in de Apennijnen
ca. 40 km ten noord-noordoosten van het antieke
Arretium (Arrezzo),
stroomt door Umbrië en via
Rome in zuidelijke richting en mondt bij Ostia uit
in de Tyrrheense Zee. In de oudheid vormde de T.
de oost- en de zuidgrens van
Etrurië. De voornaamste
zijrivieren heetten Tinea (thans de Topino),
Clanis (Chiana), Pallia (Paglia), Nar (Nera), Avens
(Velino) en Anio (Aniene). De snelstromende rivier
is alleen op de benedenloop over een afstand van
ca. 100 km bevaarbaar. Zij voert veel sediment mee;
daardoor is het water bruingrijs van kleur (flavus
Tiberis bij romeinse dichters) en verplaatst de monding
zich elk jaar enkele meters westwaarts. Toen
de oude haven van Ostia daardoor begon te
verzanden, liet keizer Claudius
(41-54) 3 km naar het
noorden een nieuwe, door dammen beschutte haven
aanleggen, die door Traianus
nog werd uitgebreid.
Maar dit alles bood geen afdoende oplossing; de
ruïnes van het oude Ostia liggen thans ca. 5 km van
de zee af.
In Rome, tegenover het antieke
Forum Holitorium,
vormt de T. een 270 m lang en 70 m breed eiland,
in de oudheid Insula Tiberina
geheten. Dit was sinds
de 1e eeuw vC door de Pons Cestius en de
Pons
Fabricius met de oevers verbonden. Op het eiland
lagen tempels van Aesculapius, van Faunus en van
de stroomgod, Tiberinus, wiens verering bevorderd
werd door de veelvuldige overstromingen van de
rivier, die in Rome dikwijls grote schade aanrichtten.
Lit. H. Philipp (PRE 6A, 792-804). J. Weiss (PRE 6A, 782-784 s.v. Tiberina insula). - M. Besnier, L'île Tibérine dans l'antiquité (Paris 1902). J. le Gall, Le Tibre fleuve de Rome dans l'antiquité (ib. 1953). Id. Recherehes sur le culte du Tibre (ib 1953). [Nuchelmans]