Ostia, havenstad van Rome, gelegen aan de monding (os) van de Tiber, thans O. antica.
(I) Ofschoon O. volgens de legende door koning Ancus Marcius gesticht zou zijn, wijzen de oudste bodemvondsten op een ontstaan in de tweede helft van de 4e eeuw vC. Van het romeinse castrum (citadel) dat hier toen aan het begin van de zoutweg (Via Salaria) en ter bescherming van de opkomende zeehandel werd gebouwd, zijn heden ten dage nog tot 3 m hoge muurresten te zien. Al spoedig werd de nederzetting uitgebreid tot de eerste romeinse colonia, die tijdens de punische oorlogen als voornaamste vlootbasis van Rome fungeerde. Later ontwikkelde zij zich tot Rome's aanvoerhaven bij uitstek, wier betekenis dusdanig toenam dat de groei van de bevolking al gauw noopte tot een uitbreiding buiten de oude muren.
Tijdens de burgeroorlogen werd O. door Marius ingenomen en zwaar beschadigd (87 vC). Sulla, die het herbouwde, versterkte het met een muur. Na in 68 vC doelwit van de zeerovers te zijn geweest, werd het opnieuw gehavend tijdens de woelingen na Caesars dood, zodat het tenslotte met vreugde de Augusteïsche vrede begroette.
In de 2e eeuw nC kwam O. tot grote bloei. De stad zou toen 80.000 inwoners geteld hebben, onder wie uiteraard talrijke vreemdelingen. Omdat de oude rivierhaven dreigde te verzanden - de stad ligt thans vele kilometers van de zee verwijderd! - legde keizer Claudius 3 kilometer naar het noorden een nieuwe, door dammen beschutte haven aan, die door Traianus met een kunstmatig zeshoekig bekken werd uitgebreid (Portus: foto hiernaast).
De achteruitgang zette in met de 3e eeuw. Doordat
het accent verlegd was naar Portus, werd O.
geleidelijk meer een woon- dan een handelsstad. De grote
woonflats werden verwaarloosd of door brand
verwoest en niet meer opgebouwd. Afzonderlijke huizen
van rijken traden in hun plaats. De van de handel
afhankelijke middenklasse verdween. Ook de malaria
droeg bij tot de ontvolking. Verzanding ook van
de nieuwe haven en invallende legers en plunderaars
leidden in de 5e eeuw tot een verder verval. In de
9e eeuw bouwde de paus een versterkte nederzetting
aan de naar Rome gerichte zijde van de stad: Gregoriopolis.
Ook dit bracht geen redding. In de
middeleeuwen werd O. als steengroeve gebruikt.
Het centrum van het oudste O. lag op de plaats van het huidige Forum, waar de beide hoofdstraten (cardo en decumanus) elkaar kruisen. Buiten het centrum buigt de decumanus naar het zuidwesten, de cardo naar het zuidoosten af, waardoor de oriëntatie van de overige elkaar rechthoekig kruisende straten tegenover die van het oude gedeelte een wijziging ondergaat.
Het Forum was omgeven door prachtige gebouwen:
het Capitool, de tempel van Roma en Augustus, de
Basilica en grote thermen. Aan de oostelijke decumanus
ligt het theater, waarop het door kolonnaden
omgeven 'plein van de corporaties' aansluit.
Zeventien badgebouwen kwamen in O. aan het
licht. Talrijk ook zijn de handelsgebouwen, opslagplaatsen
voor graan en luxe-artikelen, gildehuizen,
werkplaatsen van handwerkers, levensmiddelenzaken,
maalderijen, bakkerijen, gaarkeukens, bars,
toiletten en andere inrichtingen, waarbij een aquaduct
en een brandweerkazerne niet ontbreken. Fonteinen
en waterbekkens, beeldhouwwerken, schilderingen
en mozaïeken getuigen van de welstand van
weleer. De bonte mengeling van de bevolking vindt
haar weerspiegeling in de talrijke heiligdommen,
niet alleen van inheemse, maar ook van vreemde
goden.
Onder deze laatsten verdienen vermelding
de Magna Mater
(Cybele), Isis en vooral Mithras,
van wie alleen al 19 tempels werden gevonden.
De Joden hadden in O. hun synagoge, de christenen
een basilica en verscheidene kapellen. Het is bekend
dat Augustinus en zijn moeder Monica vóór hun
terugkeer naar Afrika in O. vertoefden.
Het woonhuistype in O. was zeer gevarieerd. Naast het republikeinse atrium-huis vindt men er het ruime arkaden-huis met meer verdiepingen, alsmede bakstenen 'flats' en huurkazernes. Sloppen treft men in Ostia echter niet aan. Rijke Romeinen, onder wie Plinius minor, vestigden zich graag nabij de stad in villa's langs de kust. De doden werden begraven langs de uitvalswegen en in de grote necropool Isola Sacra.
Ondanks de zware onttakeling geeft het huidige O.
antica nog steeds een indrukwekkend beeld van de
bevalligheid en de rijkdom van de antieke stad.
Lit. Inscripties in CIL 14 (1887) en Suppl. 14 (1930). - G. Calza (PRE 18, 1654-1664). G. Becatti (EAA 5, 782-796). Opgravingsverslagen: Scavi di O. (Rome 1953vv; 6 delen verschenen): 1. G. Calza e.a., Topografia generale (1953); 2. G. Becatti, I mitrei (1954); 3. M. Floriani Squarciapino, Le necropoli 1 (ib. 1958); 4. G. Becatti, Mosaici e pavimenti marmorei (1961); 5. R. Calza, I ritratti 1 (1964); 6. R. Calza, Edificio con opus sectile fuori Porta Marina (1969). L. Paschetto, O. colonia romana. Storia e monumenti (Rome 1912). J. Carcopino, Virgile et les origines romaines d'Ostie (Paris 1919). H. Schaal, O., der Welthafen Roms (Bremen 1957). R. Calza/E. Nash, O. (Florence 1959). R. Meiggs, Roman O. (Oxford 1960 = 1974). R. Calza/M. Floriani Squarciapulo, Museo Ostiense (Rome 1962). O. Testaguzza, Portus. Illustrazione dei porti di Claudio e Traiano e della città di Porto a Fiumicino (ib. 1970). J. E. Packer, The Insulae of Imperial O. (Memoirs of the American Academy in Rome 31, Rome 1971). G. Hermansen, O. Aspects of Roman city life (Alberta 1981). [A. J. Janssen]