Volubilis, na Tingis (Tanger) voornaamste stad van
de romeinse provincie Mauretania Tingitana. De
ruïnes bevinden zich ca. 20 km ten noorden van
Meknes, ca. 200 km ten zuiden van Tanger. Systematische
opgravingen sinds 1915 hebben
aangetoond dat V. sinds de 3e eeuw vC een
belangrijk inheems centrum was, dat aanvankelijk
sterk onder punische invloed stond, maar in de le
eeuw vC en de 1e eeuw nC steeds nauwere betrekkingen
met Italië onderhield. Na de gewelddadige
dood van de laatste koning van Mauretanië,
Ptolemaeus, kwam V. onder romeins gezag (ca. 40 nC).
Reeds in 44 werd het door keizer Claudius tot
municipium
verheven; een colonia is V. nooit geweest.
In een eeuw tijds ontwikkelde het zich tot een welvarende stad met romeinse allures. In 168-169 werd de oudere, gedeeltelijke omwalling uitgebouwd tot een volledige vestingmuur, die een oppervlakte van ca. 40 ha omsloot.
De grote bouwactiviteiten van
het begin der 3e eeuw volgden vermoedelijk op een
overval en plundering door woestijnstammen. Het
forum en het Capitool werden geheel vernieuwd en
van zuilengangen en een basilica voorzien; een
monumentale triomfboog ter ere van Caracalla werd
opgericht en beheerst, na een slechte reconstructie,
het opgravingsterrein. V., dat slechts enkele
kilometers ten noorden van de afrikaanse
limes lag,
moest tussen 280 en 285 door de Romeinen prijsgegeven
worden, maar behield nog eeuwen, tot aan de
verovering door de Arabieren, een romeins stempel.
V. geldt als een van de rijkste archeologische vindplaatsen
van Noord-Afrika. Behalve aan de publieke
gebouwen en talrijke particuliere woningen waarvan
resten zijn blootgelegd, is dit te danken aan de
sculptuurvondsten, waarvan sommige van verrassend
hoge kwaliteit zijn, o.a. een bronzen efebe (romeinse
kopie van een hellenistisch werk?) en twee
bronzen borstbeelden, waarvan het ene door velen
aan koning Iuba II
(door anderen aan Hiero II van
Syracuse, Areus van Sparta,
Hannibal)
wordt toegeschreven, het andere
Cato (Uticensis)
zou voorstellen.
Lit. M. Euzennat (PRE 9A, 864-873). Id. (Princeton Encyclopedia
of Classical Sites, Princeton 1976, 988v). P. Romanelli (EAA 7,
1202-1204). - L. Chatelain, Le Maroc des Romains (Paris 1944)
139-287. R. Thouvenot, V. (ib. 1949). M. Ponsich, V. in Marokko
(Antike Welt 1, 1970, 2, 3-21). H. Morestin, Le temple B de V.
(Paris 1980). [Nuchelmans]