Dithyrambe (διθύραμβος), in de griekse literatuur een koorlied met fluitbegeleiding ter ere van Dionysus. De d. zou volgens Herodotus (1, 23) uitgevonden zijn door de halflegendarische zanger Arion (eind 7e eeuw vC). Dit kan moeilijk letterlijk bedoeld zijn; waarschijnlijk heeft Arion een volkse lofzang voor Dionysus een meer artistieke vorm gegeven. De d. was verdeeld in strofen en antistrofen en vormt een belangrijk element in de voorgeschiedenis van de griekse tragedie. Ca. 510 vC zou Lasus van Hermione de d. in Athene geïntroduceerd hebben; kort daarna werd zij een onderdeel van het festival van het Dionysus-feest. De belangrijkste dichters van dm waren in het begin van de 5e eeuw vC Simonides van Ceos, Pindarus en Bacchylides. De d.n (?) van laatstgenoemde lijken echter meer op balladen dan op feesthymnen en hebben ook betrekkelijk weinig met Dionysus te maken.
Nog in de loop van de 5e eeuw schijnt het genre zeer ingrijpende veranderingen te hebben ondergaan: de metrische vorm werd vrijer, de strofische compositie werd opgegeven en de muziek schijnt de tekst te zijn gaan overheersen. Overigens weten we van de muziek bij de d. vrijwel niets, zodat we ons van de uitvoering nauwelijks een voorstelling kunnen maken; Melanippides, Philoxenus, Timotheus.
Op sommige plaatsen hebben festivals van dm bestaan
tot in de 3e en 2e eeuw vC, in Athene tot in
de keizertijd. Van de ontwikkeling van het genre in
deze eeuwen is weinig bekend.
Lit. O. Crusius (PRE 5, 1203-1230). - A. Pickard-Cambridge,
Dithyramb, Tragedy and Comedy² (Oxford 1962) 5-82. H.
Schönewolf, Der jungattische Dithyrambos (Diss. Giessen
1 938).
[Nuchelmans]