Lysias

Lysias (Λυσίας), een van de belangrijkste attische redenaars (ca. 445-ca. 380 vC). Zijn vader Cephalus stamde uit Syracuse en was zeer gefortuneerd; hij werd door Pericles overgehaald naar Athene te verhuizen, waar hij dertig jaar als metoek woonde.

L. ging ca. 430 samen met zijn oudere broer Polemarchus naar Thurii in Zuid-ltalië. Na de mislukking van de atheense expeditie tegen Sicilië (413) keerden beiden naar Athene terug, waar ze een fabriek van schilden opzetten, die, omdat het oorlog was, goed rendeerde. Na afloop van de peloponnesische oorlog werden zij echter het slachtoffer van de tirannie van de Dertig, gedeeltelijk op grond van hun democratische gezindheid, maar voornamelijk om hun rijkdom. Polemarchus werd gevangen genomen en ter dood gebracht; L. kon naar Megara ontsnappen, vanwaar hij de democraten met geld en wapens steunde. Na de restauratie diende Thrasybulus uit dankbaarheid een voorstel in om L. het atheense burgerrecht te verlenen; op formele gronden werd dit voorstel echter onwettig verklaard en L. bleef zijn hele leven verder metoek. Een actieve deelname aan het politieke leven was hem dus ontzegd; L. vestigde zich als leraar in de welsprekendheid en als logograaf. In deze laatste hoedanigheid heeft hij een ongeëvenaard meesterschap bereikt.

Onder Lysias' naam waren in de oudheid niet minder dan 425 redevoeringen in omloop; 233 erkende de antieke kritiek als echt. Wij hebben er nog 34 over; verreweg de meeste daarvan hebben op strafprocessen betrekking. De oudste bewaard gebleven rede is nr. 20 Ὑπὲρ Πολυστράτου, gehouden in 407 door Polystratus, die was aangeklaagd wegens antidemocratische activiteiten tijdens het bewind van de Raad van Vierhonderd (411). Nr. 27 Κατὰ Ἐπικράτους, nr. 28 Κατὰ Ἐργοκλέους en nr. 29 Κατὰ Φιλοκράτους zijn aanklachten wegen verduistering van staatsgelden en malversaties jegens bevriende steden in Klein-Azië. Nr. 21 Ἀπολογία δωροδοκίας verdedigt iemand die van omkoperij is beschuldigd, nr. 30 Κατὰ Νικομάχου is een aanklacht wegens ambtelijk plichtsverzuim, nr. 22 Κατὰ τῶν σιτοπωλῶν een aanklacht tegen staatsinkopers van graan wegens prijsopdrijving. Betrekking op de δοκιμασία (antecedentenonderzoek bij personen die een openbaar ambt moesten gaan bekleden) hebben nr. 16 Ὑπὲρ Μαντιθέου, nr. 25 Δήμου καταλύσεως ἀπολογία (Verdediging tegen de beschuldiging van een aanslag op de democratische staatsvorm), nr. 27 Περὶ τῆς Εὐάνδρου δοκιμασίας en nr. 31 Κατὰ Φίλωνος.

Over moordzaken handelen nr. 1 Ὑπὲρ τοῦ Ἐρατοσθένους φόνου en nr. 13 Κατὰ Ἀγοράτου, over geweldpleging nr. 3 Πρὸς Σίμωνα en nr. 4 Περὶ τραύματος ἐκ προνοίας (over een opzettelijke verwonding), over religieuze vergrijpen nr. 5 Ὑπὲρ Καλλίου en nr. 7 Περὶ τοῦ σηκοῦ (Over de heilige olijftronk). De nummers 14 en 15, Κατὰ Ἀλκιβιάδου λιποταξίου en Κατὰ Ἀλκιβιάδου ἀστρατείας behandelen een geval van desertie, nr. 17 Περὶ τῶν Ἐρατῶνος χρημάτων, nr. 18 Περὶ τῆς δημεύσεως τῶν τοῦ Νικίου ἀδελφοῦ (Over de confiscatie van de goederen van Nicias' broer) en nr. 19 Ὑπὲρ τῶν Ἀριστοφάνους χρημάτων gaan over confiscaties van vermogen. Nr. 9 Ὑπὲρ τοὺ στρατιώτου betreft het niet betalen van een boete en in nr. 24 Ὑπὲρ τοῦ ἀδυνάτου verdedigt een invalide zich tegen de beschuldiging dat hij onder valse voorwendsels een staatspensioen heeft weten te bemachtigen. Op privaatrechtelijke processen hebben betrekking nr. 32 Κατὰ Διογείτονος (een voogd heeft zich ten koste van zijn pupillen verrijkt), nr. 8 Κατηγορία πρὸς τοὺς συνουσιαστὰς κακολογιῶν (Beschuldiging van medevennoten wegens smaad) en de nummers 10 en 11 Κατὰ Θεομνήστου (aanklachten wegens belediging); nr. 8 is overigens meer een soort retorische declamatio. Op wat voor zaak nr. 23 Κατὰ Παγκλέωνος betrekking heeft is niet duidelijk: Pancleon had beweerd dat hij uit Plataeae kwam en daarom dezelfde rechten had als een atheens burger; de aanklager vecht dit aan. Nr. 34 Περὶ τῆς πολιτείας. (Over het burgerrecht) is niet meer dan een fragment.

Geen betrekking op rechtszaken hebben nr. 2, de grafrede op de gevallenen in de corinthische oorlog, en nr. 33, Ὀλυμπιακός, een feestrede, maar tegelijk een aanval op de syracusaanse tiran Dionysius I. Nr. 6 Κατὰ Ἀνδοκίδου staat vrijwel zeker ten onrechte op naam van L. Een afzonderlijke vermelding verdient nr. 12 Κατὰ Ἐρατοσθένους; dit is de enige redevoering waarvan vrijwel zeker vaststaat dat L. ze zelf heeft uitgesproken; hij beschuldigt Eratosthenes, die deel heeft uitgemaakt van de Dertig, verantwoordelijk te zijn geweest voor de dood van zijn broer.

L. geeft blijkt van een volleerde kunstvaardigheid als pleiter en als stilist. Zijn taal is eenvoudig en kent weinig sterk sprekende of verrassende beelden, maar toont wel een grote zuiverheid en precisie van uitdrukking; Cicero noemt L. een subtilis et elegans scriptor. Ook in hun opbouw zijn de redevoeringen simpel; het schema is vrijwel steeds: inleiding - verhaal van de gebeurtenissen + bewijsvoering - epiloog. Zijn verhaaltrant is onopgesmukt en zakelijk, ook wanneer, zoals in de rede tegen Eratosthenes (nr. 12), zijn persoonlijke gevoelens in het geding zijn. Het meest boeit L. echter door het meesterschap waarmee hij de personen voor ons doet leven door de woorden die hij hun in de mond legt. De physiognomie van L. is ons enigszins bekend van een marmeren kop in het Capitolijns Museum te Rome, een romeinse kopie van een bronzen origimeel uit ca. 380 vC.

Voor de tekstoverlevering is verreweg het belangrijkst codex Palatinus Heidelbergensis 88 (12e eeuw); daarnaast moeten, speciaal voor de eerste twee redevoeringen, worden genoemd de codices Marcianus 422 (15e eeuw), Parisinus Coislinianus 249 (lle eeuw) en Marcianus 416 (13e eeuw).


Lit. Uitgaven: Editio princeps Venetië 1513. Beste moderne edities: Th. Thalheim, Lysiae Orationes² (Leipzig 1913). C. Hude, Lysiae Orationes (Oxford 1912). Met franse vertaling: L. Gernet/M. Bizos, Lysias, Discours 1-2 (Paris 1924-1926). Met engelse vertaling: W. R. Lamb, L., Works (Loeb Class. Libr., London 1930). Commentaren: R. Rauchenstein/K. Fuhr, Ausgewählte Reden des L. (Berlin 112 1917, 210 1899). E. S. Shuckburgh, Lysiae Orationes XVI (London 1882, ²1885 = 1939). Met italiaanse vertaling: U. Albini, Lisia, 1 Discorsi (Florence 1955). P. Groeneboom, Lysias' eerste rede (Groningen 1924). Nederlandse vertalingen: A. van Bilsen, L., Zes kleinere pleidooien (Antwerpen 1949; nrs. 7, 16, 22, 23, 24 en 32). Index: D. H. Holmes, Index Lysiacus (Bonn 1895 = Amsterdam 1965). Studies: F. Blass, Die attische Beredsamkeit 12 (Leipzig 1887 = Hildesheim 1962) 339-644. F. Ferekel, L. und Athen. Des Redners politische Stellung zum Gaststaat (Diss. Würzburg 1937). W. Voegelin, Die Diabole bei L. Das Verhältnis von Bürger und Staat in der Rechtsprechung der attischen Demokratie (Diss. Basel 1943). K. J. Dover, L. and the Corpus Lysiacum (Berkeley/Los Angeles 1968). [Schouten]


Lijst van Auteurs