Stoa

Stoa (στοά, in de griekse bouwkunst benaming voor een langgerekte overdekte hal met gesloten achterwand, gesloten korte zijden en een open, door zuilen geschraagde voorzijde. Deze bouwvorm stamt uit de kreto-myceens cultuur, die hem misschien aan het Nabije Oosten ontleende. Aanvankelijk diende een bestaande muur als achterwand, zoals nog het geval is bij de s. van de Atheners in Delphi (gebouwd na de slag bij Salamis, 480 vC), maar al vroeg werden ook geheel zelfstandige s.'s opgetrokken, zoals de 70 m lange tweebeukige s. in het Hera-heiligdom op Samos (eind 7e eeuw vC) en de stoa van Zeus Eleutherius (eind 5e eeuw vC) aan de westzijde van de atheense agora; bij deze laatste werd de zelfstandigheid nog beklemtoond door twee vooruitspringende vleugels. Bekend is uit de klassieke periode ook de van ca. 460 vC daterende z.g. Στοὰ ποικίλη (Bonte s.) aan de noordzijde van de atheense agora, die zo heette naar de beroemde muurschilderingen van Polygnotus stoaen waarnaar de wijsgerige richting der stoïcijnen genoemd is. Een verdere fase in de ontwikkeling vertoont de door Attalus II van Pergamum tussen 159 en 138 vC als afsluiting van de oostzijde der agora aan Athene geschonken s., die van 1953 tot 1956 door de Amerikanen gereconstrueerd is: een dubbele zuilenhal met twee verdiepingen en met 2 x 21 winkelruimten erachter (lengte 116,5, breedte 19,4, hoogte 11,4 m; in totaal 134 zuilen: beneden dorische aan de buitenzijde, ionische in het midden, boven dubbele ionische aan de buitenzijde en pergameense in het midden). De agora van de hellenistische steden werd gewoonlijk door vier s.'s omsloten; dit werd op kleinere schaal geïmiteerd in het peristylium van het hellenistische woonhuistype.

Tot de fraaiste specimina uit de hellenistische en romeinse periode moeten, naast de reeds genoemde s. van Attalus, hebben behoord de 165 m lange zuids. van de agora in Corinthe, de 250 m lange s. op de bovenburcht van Pergamum (afb. 76) en de s.'s rond de zuidmarkt van Milete (177 x 150 m).

De s. werd gebruikt voor religieuze en profane evenementen, maar ook als pronkhal voor wijgeschenken, als markthal e.d. Zij kan gelden als het ideale, voor velerlei doeleinden geschikte, openbare bouwwerk in het mediterrane klimaat. Bij de Romeinen droeg de van de Grieken overgenomen bouwvorm de naam porticus.


Lit. H. Hobein (PRE 4A, 1-47). N. Bonacasa (EAA 7, 503-509). R. Martin, Recherches sur l'Agora grecque (Paris 1951). R. E. Wycherley, How the Greeks Built Cities (London 1962) 110-119. J. J. Coulton, The Architectural Development of the Greek S. (Oxford 1976). [Nuchelmans]


Register