Ares

Ares (Ἄρης), de griekse god van oorlog en verwoesting, volgens de mythologie zoon van Zeus en Hera.

Hij vertegenwoordigde de onbesuisde strijd en vormde als zodanig een tegenstelling tot Pallas Athene, leidster van het geregelde gevecht. A. is niet veel meer dan een personificatie van de wilde strijd; verklaringen als chtonische godheid, stormgod, vegetatiegod e.d. zijn ongegrond. Algemeen werd in de Oudheid vermeld dat hij uit Thracië afkomstig zou zijn, hetgeen niet uitgesloten is. Hoewel de mythen rond zijn persoon vrij talrijk zijn, is zijn cultus vrij beperkt gebleven. A. schijnt in Thebe te zijn vereerd en in Athene bij de Areopaag. Op de Peloponnesus werd hij in enkele tempels in combinatie met Aphrodite vereerd. In Thebe zijn Aphrodite en A. de ouders van Hermione (vgl. in Odyssee 8 het verhaal van de heimelijke liefde van Aphrodite, echtgenote van Hephaestus, en A.).

Bij Homerus wordt A. tot de twaalf grote goden gerekend. Hij wordt door hem evenals door latere schrijvers overwegend ongunstig afgeschilderd. In de strijd moet A. het onderspit delven tegen Athene (verstandelijke ordening overwint redeloos geweld). Ook door Diomedes wordt A. overwonnen (Ilias 5). A. steunt dikwijls vreemde volken zoals de Trojanen en de Amazonen. Strijders worden dikwijls aangeduid als 'telg van A.' Zijn zonen hebben echter behalve een krijgshaftig, dikwijls ook een gewelddadig karakter, bv. de thracische Diomedes, de booswicht Cycnus, Ascaiaphus en Phlegyas.

De naam A. werd reeds in de Oudheid dikwijls als de 'verderver, de schadende' opgevat; hetzelfde doen verschillende moderne etymologen. Een epitheton als 'mannenmoordend' zou dan een naamsverklaring bevatten. Herhaaldelijk vinden wij A. met Enyalius geïdentificeerd. Veelal werd hij vergezeld door Deimus (Schrik), Phobus (Vlucht, Vrees) en de Κῆρες (Doodsgodinnen). Hond en gier, dieren van het slachtveld, werden A. gewijd. Door de Romeinen werd A. geïdentificeerd met Mars.

In de oudere kunst werd A. meestal met baard afgebeeld en in volle wapenrusting, later jeugdig, baardeloos en alleen met helm en korte mantel. De oudste afbeelding vinden we op een amfora van het eiland Naxus uit de 7e eeuw vC (A. en Aphrodite).

Op de beroemde François-vaas te Florence (ca. 570 vC) komt hij tweemaal voor. De bekendste beelden zijn de z.g. Ares Ludovisi (naakt, zittend en voor zich uit starend; Rome, Museo Nazionale Romano Palazzo Altemps), een werk van Lysippus of Leochares, en de romeinse z.g. Ares Borghese (Louvre). Op voorstellingen van de strijd der giganten ontbreekt A. zelden. Linksboven een afbeelding van Ares samen met Pelopia (moeder van Cycnus op een hydria (510 vC Museum of Arts, Toledo)

Lit. K. Tümpel/Sauer (PRE 2, 642-667). H. W.. Stoll/A. Furtwängler (Roscher 1, 477-493). P. Orlandini (EAA 1, 603-608). - L. R. Farnell, Cults of the Greek States 5 (1909) 396-414. U. von Wilamowitz, Der Glaube der Hellenen 1 (1926) 314vv. M. P. Nilsson, Geschichte der griechischen Religion 1² (München 1955) 517-519. [Bartelink]




mythen