Diomedes

Diomedes (Διομήδης), naam van twee figuren uit de griekse sagenwereld.

(1) Diomedes, legendarische zoon van Ares, koning van een stam in Thracië. Hij bezat wilde paarden, die hij voederde met mensenvlees. Heracles maakte een eind aan dit snode bedrijf door de koning gevangen te nemen en als voer aan zijn paarden te geven. Vervolgens bracht hij de paarden naar Eurystheus als een van de hem opgelegde werken. Eurystheus wijdde de paarden aan Hera en nog in de tijd van Alexander de Grote zouden er afstammelingen van de dieren bestaan hebben. Volgens een andere versie werd Heracles door de inboorlingen van het land aangevallen, maar hij versloeg hen en vertrouwde de paarden toe aan zijn vriend Abderus; deze werd echter door de paarden gedood. Heracles stichtte toen de stad Abdera, genoemd naar zijn vriend. Eurystheus liet de gevaarlijke paarden vrij bij de Olympus, waar ze door wilde dieren verscheurd werden.



Diomedes met zijn beschermgodin Athene
(2) Diomedes, legendarische zoon van Tydeus en Adrastus' dochter Deiphyle, na de dood van Adrastus koning van Argos. Diomedew eerste wapenfeit was het doden van de zonen van Agrius, die aan Diomedew grootvader Oeneus diens rijk ontnomen hadden; slechts Onchestus en Thersites wisten aan de wraak te ontkomen. Het rijk van Oeneus, die reeds bejaard was, kwam aan zijn schoonzoon Andraemon, die met Oeneus' dochter Gorge gehuwd was. Oeneus zelf vond de dood doordat de in leven gebleven zonen van Agrius hem in een hinderlaag overvielen. Na een prachtige begrafenis stichtte D. de stad Oenoë. Zelf huwde hij Aegiale, dochter van Adrastus. Als kleinzoon en tevens schoonzoon van Adrastus nam D. ook deel aan de tocht der Epigonen tegen Thebe.

Vele van zijn avonturen beleefde de held in gezelschap van Odysseus. Zo haalden beiden aan het begin van de trojaanse oorlog samen Achilles uit Scyrus, op het eind van de strijd Philoctetes uit Lemnus; met Odysseus bracht D. Agamemnons dochter Iphigenia voor het offer naar Aulis; met Odysseus begaf hij zich naar het trojaanse kamp, doodde de spion Dolon en de thracische koning Rhesus, en roofde het Palladium van de burcht van Troje.

D. verwondde zelfs de godin Aphrodite aan haar hand. Uit straf daarvoor maakte zij voor hem de terugkeer naar Griekenland moeilijk: zijn vrouw Aegiale was hem ontrouw geworden en om aan de dood te ontkomen moest D. naar Italië, naar koning Daunus vluchten, die hij doodde toen deze hem bedroog en hem de samen behaalde buit onthield. D. gold als de stichter van vele italische steden. Met de Trojaan Aeneas wilde D. geen bondgenootschap sluiten toen deze na zijn landing in Italië bondgenootschap zocht; wel hield hij zich in de strijd afzijdig.

Afbeeldingen van D. komen vooral voor op griekse ceramiek, steeds in verband met scènes uit de trojaanse oorlog (duel van D. en Aeneas, Dolonie, roof van het Palladium). Kopieën van een beeld uit de 5e eeuw vC (van Cresilas?) bevinden zich o.a. in het Museo Nazionale van Napels en te München.

Lit. Ilias, passim, vooral boek 5. E. Bethe (PRE 5, 815-826). L. Rocchetti (EAAA 3, 108-110). [Suys-Reitsma]


mythen