Abdera

Luchtfoto PoortAbdera (Τὰ Ἄβδηρα), griekse havenstad aan de thracische kust, ten noordoosten van het eiland Thasus, volgens de sage gesticht door Heracles. De ruïnes, opgegraven door Lazaridis sinds 1950, bevinden zich op de tegenwoordige kaap Avdira. Na een vergeefse kolonisatiepoging ca. 656 vC door Clazomenae vestigden zich rond 545 in A. definitief emigranten uit Teos, onder wie de dichter Anacreon. Tijdens de perzische oorlogen stond de stad onder perzische heerschappij, 478-411 was zij lid van de attisch-delische bond, 405-389 spartaans, 375-352 in de tweede attische zeebond, 352-198 vC macedonisch, daarna een civitas libera (provincia) van het imperium Romanum. In de 6e en 5e eeuw vC was Abdera een welvarende handelsstad met eigen munt, en de vaderstad van Democritus, Protagoras en andere beroemde Grieken. Toch hadden de Abderieten om een of andere onbekende reden de reputatie van onnozelheid en bekrompenheid (bv. Cicero in zijn Brieven aan Atticus 4,17,3 en 7,7,4), vgl. het nederlandse 'Kampen' en het duitse 'Schilda'. Chr. M. Wieland gaf zijn satirische roman over de kleingeestigheid van zijn tijd de titel 'Die Abderiten' (1781).


Lit. W. A. McDonald, History of Abdera (Diss. Baltimore 1943). D. I. Lazaridis, Πήλινα εἰδώλια Ἀβδερων (Bibliothèque de la Société Archéologique d'Athènes, vol. 47; Athene 1960). De opgravingsverslagen in de jaargangen 1950, 1952 en 1955 van de Handelingen van het Archeologisch Genootschap te Athene. [Nuchelmans]



Kaart