Aeneas

Aeneas (Αἰνείας, Αἰνέας, later ook Αἰνήας), legendarische trojaanse held, zoon van Anchises en de godin Aphrodite, geboren en opgevoed op het Ida-gebergte, afstammeling van Dardanus en dus van Zeus zelf (genealogie Ilias 20,215-240). Met zijn bloedverwant koning Priamus leefde A. in onmin. Hoewel hij bij Homerus als de dapperste der Trojanen na Hector geldt, had zijn optreden geen invloed op het verloop van de oorlog. Hij genoot de bijzondere bescherming van de goden: Aphrodite en Apollo redden hem in een gevecht met Diomedes (Ilias 5, 166-572), Poseidon in de strijd tegen Achilles (Ilias 20,79-352). Poseidon voorspelde A. en zijn nageslacht de heerschappij over Troje.

aeneas en iapyx
De arts Iapyx haalt een pijl uit het been van Aeneas (Fresco uit Pompeji 1e eeuw n.C.)

Aan deze voorspelling verbond de latere epiek de legende van de stichting van een nieuw trojaans rijk door A. Een andere versie, waarvan de oudste sporen bij de dichter Stesichorus (eerste helft 6e eeuw vC) te vinden zijn en die deel uitmaakte van het geschiedwerk van Timaeus van Tauromenium (ca. 356-260), liet A. met zijn vader Anchises, zijn echtgenote Creüsa - een dochter van Priamus - die in de verwarring van hem gescheiden raakte, en zijn zoontje Ascanius uit het brandende Troje vluchten om de penaten van de stad in veiligheid te brengen; hij trok hetzij naar Macedonië hetzij naar het westen, waar vele steden beweerden door A. gesticht te zijn. Volgens Timaeus belandde A. in Latium. Volgens recente onderzoekingen (Bömer, Schauenburg) bereikte de A.-legende Rome via Etrurië. In Rome ontving zij dan door toedoen van Naevius, Ennius, Varro en anderen de nationaal-romeinse trekken, waarvan Vergilius' epos Aeneïs de synthese en de bekroning vormt.

Vergilius verhief A. tot Rome's nationale held en de stamvader van de gens Iulia, waartoe Caesar en keizer Augustus behoorden. Vergilius' geschiedenis van de held kan als volgt worden samengevat. Na vele omzwervingen (Thracië, Delus, Creta, Epirus, Sicilië, waar Anchises sterft) wordt A. met zijn gezellen door een storm op de afrikaanse kust geworpen, waar hij koningin Dido ontmoet, die juist Carthago heeft gesticht. Hij vertelt haar zijn wedervaren en beiden worden verliefd op elkaar.

Maar op Zeus' bevel moet A. Carthago verlaten om zich getrouw aan zijn goddelijke zending naar zijn nieuwe vaderland te begeven. Dido pleegt zelfmoord; sindsdien bestaat er tussen Rome en Carthago een onverzoenlijke vijandschap. Via Sicilië en Cumae, waar hij in de onderwereld afdaalt, bereikt A. tenslotte zeven jaar na de val van Troje Latium, waar hij gastvrij ontvangen wordt door Latinus, de koning van Laurentum. Maar A. raakt in een zware strijd gewikkeld met Turnus, de vorst der Rutuliërs en de verloofde van Latinus' dochter Lavinia, en met Turnus' bondgenoot, de gevluchte etruskische vorst Mezentius. A. vindt bondgenoten in koning Euander van Pallanteum en in de Etruriërs. Na verbitterde gevechten doodt A. Mezentius en later, in een tweegevecht, Turnus. Bij dit alles wordt hij moedig bijgestaan door Ascanius. Tot zover de Aeneïs. Vergilius biedt slechts weinig gegevens over het vervolg van A.' leven. Dat vinden we bij andere auteurs (Ovidius; Dionysius van Halicarnassus; Livius, die een afwijkende versie volgt). A. zou Lavinia hebben gehuwd en het naar haar genoemde Lavinium hebben gesticht, de latere hoofdstad van de Latijnse Bond, Ascanius (ook Iulus genoemd en als zodanig de eponiem van de gens Iulia) 30 jaar later Alba Longa, de moederstad van Rome. Tenslotte werd A. in de voortgezette strijd tegen de omringende vijandige volken, tijdens een slag aan de Numicus in een onweer ten hemel opgenomen, waarna hij vereerd werd als Iuppiter Indiges (de inheemse Jupiter).

Het epitheton pius (plichtsgetrouw, vroom) dat A. bij Vergilius pleegt te dragen, is geïnspireerd door A.' gedrag in de Ilias, maar door Vergilius geheel in de zin van de romeinse pietas uitgewerkt.

De trojaanse oorsprong van Rome mist elke historische grond, de romeinse A.-sage weerspiegelt hoogstens een migratie van aziatische volkeren naar Italië (Etruriërs).

aeneas
Aeneas op de Ara Pacis
Vanaf de 6e eeuw vC vindt men dikwijls episoden uit het leven van A. afgebeeld in allerlei kunstvormen, aanvankelijk geïnspireerd door de Ilias en andere epen, later door de romeinse vorm van de sage: vele vaasschilderingen, reliëfs (o.a. op de Ara Pacis, fresco's (bijv. in het Museo Nazionale te Napels) en de beroemde miniaturenreeks in het vaticaanse Vergiliushandschrift Vat. lat. 3225. De 'klassieke' voorstelling van A. beeldt de held af op de vlucht uit Troje met zijn vader op de rug en Ascanius aan de hand, bijv. op een roodfigurige etruskische amfoor in de Antikensammlung te München (5e eeuw vC), op munten van Segesta, op een etruskische gemme uit de 5e eeuw vC in de Bibliothèque Nationale te Parijs.

Lit. F. Castagnoli (EAA 3, 339-341). - H. Boas, Aeneas' Arrival in Latium. Observations on Legends, History, Religion, Topography and Related Subjects in Virgil, Aeneid VII, 1-135 (Amsterdam 1938). J. Perret, Les origines de la légende troyenne de Rome (Paris 1942). F. Bömer, Rom und Troja (Baden-Baden 1951). A. Alföldi, Die trojanischen Urahnen der Römer (Basel 1957). K. Schauenburg, Aeneas und Rom (Gymnasium 67, 1960, 176-191). [Nuchelmans]


mythen