Dido (Δειδώ), legendarische stichteres en koningin van Carthago, van oorsprong een tyrische prinses, dochter van koning Mutto van Tyrus; haar tyrische of phenicische naam luidde Elissa. Na de dood van Mutto volgde diens zoon Pygmalion, die nog een kind was, hem op. D. huwde met haar oom Sicharbas, ook wel Sichaeus geheten en priester van Melkart (Heracles). Toen deze door Pygmalion uit hebzucht gedood was, vluchtte D. met enige edelen naar Afrika. Tijdens de reis liet D. zakken zand in zee werpen om haar broer te misleiden, die meende dat er goud in zat; op Cyprus roofden haar gezellen 24 meisjes, die aan Artemis gewijd waren. In Afrika mocht D. van de inboorlingen zoveel land hebben als zij met een runderhuid in beslag kon nemen. Zij liet de huid in dunne reepjes snijden, waarmee zij nog een groot terrein kon omspannen. Toen zij een stad wilde stichten, stootte men bij het graven eerst op een runderkop, hetgeen als een slecht voorteken gold. Op een andere plek vond men een paardehoofd, een gunstig teken. De bevolking van de stad groeide snel doordat er nog meer kolonisten uit Tyrus volgden. De inheemse koning Iarbas dong naar de hand van D. Maar deze, die haar vroegere echtgenoot trouw wilde blijven, verzocht om uitstel om de schim van Sychaeus te verzoenen. Toen de tijd verstreken was, doodde zij zichzelf op een brandstapel.
Vergilius werkte dit motief - wellicht naar het voorbeeld van Naevius - anders uit. Hij laat D. verliefd worden op de trojaanse held Aeneas, die na de val van Troje op weg is naar Italië. Wanneer D. zich aanvankelijk tegen haar passie verzet, raadt haar zuster Anna haar dringend aan om aan deze liefde toe te geven en zo de sterke trojaanse held als bondgenoot tegen Iarbas te winnen. Als Aeneas haar echter verlaat om zijn goddelijke opdracht te vervullen, pleegt D. zelfmoord.
Afbeeldingen van D. uit de oudheid (o.a. op mozaïeken) zijn zeldzaam. Sinds de Renaissance is de liefde van D. en Aeneas een geliefd thema niet alleen in de schilderkunst (o.a. Dido's dood van Rubens), maar ook op het toneel en in de opera; het bekendst is de opera D. and Aeneas van H. Purcell (1688).
Lit. Timaeus, fragment 82 (F. Jacoby, Die Fragmente der
griechischen Historiker 3B, no. 566). Vergilius, Aeneis, boeken
1 en 4. Ovidius, Heroides 7. - O. Rossbach (PRE 5,
426-433). - H. Oppermann, Dido bei Naevius (Rheinisches
Museum 88, 1939, 206-214). J. Perret, Les origines de la
légende troyenne de Rome (Paris 1942). M. Addamo, Didone
nella letteratura latina (Palermo 1952). A. Dermutz, Die
D.sage in der englischen Literatur des Mittelalters und der
Renaissance (Diss. Wien 1957).
[Suys-Reitsma]