Persephone (Περσεφόνη, Περσεφόνεια, Περσέφασσα, ook Φερσεφόνη enz.; latijn Proserpina), in verband met Demeter ook Kore (Κόρη, 'maagdelijke dochter') genoemd, griekse onderwereld- en natuurgodheid van voorgriekse, wellicht kretenzische oorsprong, dochter van Zeus (variant: Styx) en Demeter, en later gemalin van Hades.
Zowel in de mythologie als in de cultus kan P. moeilijk van haar moeder Demeter worden gescheiden. De bekende mythe van de 'roof van P.' (Demeter) was reeds bekend aan Hesiodus (Theogonie 912-914) en wordt uitvoerig verteld in de homerische Demeterhymne. P. werd door Hades met instemming van Zeus geschaakt terwijl zij met haar gezellinnen bloemen aan het plukken was. Om de vertoornde Demeter te verzoenen drong Zeus bij Hades aan op de teruggave van P., die evenwel van een granaatappel had gegeten en daardoor niet meer definitief naar de aarde kon terugkeren.
Zij zou voortaan twee derde deel van het jaar bij haar moeder op de Olympus doorbrengen, het andere derde deel in de onderwereld als koningin en vrouw van Hades (ἱερὸς γάμος). De hele mythe, geritualiseerd in de mysteries van Eleusis, dient chtonisch en agrarisch te worden geïnterpreteerd (Demeter). Daarnaast speelt P. nog een ondergeschikte rol in de legende van Theseus en in de Adonis-sage. Een zelfstandige cultus heeft P. slechts op weinige plaatsen gehad (o.m. in Cyzicus, waar zij staatsgodin was), elders is zij overal een bijfiguur van haar moeder.
Haar iconografie valt uiteen in vier groepen:
1. samen met Demeter;
2. de roofscène (o.a.
op de plaquettes van Locri);
3. de ἄνοδος of terugkeer uit de onderwereld;
4. als koningin van
het dodenrijk op de troon naast Hades (o.a. op een
laconische grafstele in het museum van Sparta).
Lit. L. Bloch (Roscher 2, 1284-1379). F. Bräuninger (PRE 19, 944-972).
B. Conticello (EAA 4, 386-394). [van Uytfanghe]