Hieros gamos (ἱερὸς γάμος), moderne godsdienstwetenschappelijke term ter aanduiding van een magische praktijk waarbij een rituele geslachtsdaad wordt voltrokken om de vruchtbaarheid te bevorderen.
(I) Mesopotamië. De uit sumerische teksten bekende h. was een rituele akte, doorgaans bij het nieuwjaarsfeest voltrokken in een rituële ruimte, met name in het gipāru, waarbij de heersende koning en een hoge priesteres (en of lukur) geslachtelijke gemeenschap hadden. Zij actualiseerden en herhaalden daarbij de in de mythen verhaalde vereniging van Dumuzi en Inanna ten einde voor het komende jaar de vruchtbaarheid te bewerken en te garanderen. De rite is vooral bekend tijdens de 3e dynastie van Ur, toen de koningen ook vergoddelijkt werden. Ook de religieuze hofpoëzie uit de tijd van de daarop volgende dynastie van Isin maakt dikwijls melding van deze rite, maar het is niet zeker hoe de relatie was tussen de realiteit en de poëtische dictie. De liefdesrelatie tussen Dumuzi en Inanna, die volgens de literaire teksten aan de h. ten grondslag ligt, wordt in tal van sumerische composities bezongen, die a.h.w. een eigen literatuurgenre vormen. Alle stadia van hun relatie worden dichterlijk en soms zeer concreet geschilderd: de eerste verliefdheid, voorbereidingen voor het huwelijk, heimelijke ontmoetingen, de echtelijke vereniging, voorafgegaan door het tooien van de bruid en het toebereiden van de bruidssponde, en het seksuele genot van de uiteindelijke vereniging. Zeer omstreden is de vraag wat de achtergrond van deze rite is. Kramer neemt aan dat de idee van de h. teruggaat op de sumerische priesters en theologen, die een vereniging tussen de heersende koning en de godin van liefde en fertiliteit hebbe geïntroduceerd, waarbij Dumuzi, die hij primair ziet als een mens (een koning van Uruk uit de voortijd) als prototype fungeerde. Jacobsen ziet als achtergrond de vereniging van de tot god gehypostaseerde kracht tot nieuw leven in dieren en planten (= Dumuzi) met de eveneens gehypostaseerde voorraadschuur (= Inanna), in Uruk gevierd tijdens het oogstfeest, dat het leven voor het komende seizoen zeker stelde. Hij wijst op het feit dat de h. werd voltrokken in het gipāru, oorspronkelijk voorraadruimte en administratief centrum van de stad, en zetel van de en. Elders kan het z.i. ook een voorjaarsfeest zijn geweest, geassocieerd met het doorbreken van het jonge groen; dit zou samenhangen met het functioneren van verschillende Dumuzi-gestalten, die verantwoordelijk zijn voor accentverschillen.
Uit latere teksten is ook bekend dat zich in één der
tempelvertrekken doorgaans een speciaal bed bevond
en dat tijdens bepaalde ceremoniën de (beelden
van) god en godin bijeengebracht werden. Beelden
van Marduk en Sarpanitum werden op de elfde
dag van het akitu-feest naar de cella boven op de
ziqqurrat gebracht voor de h. en de bestemming der
lotsbeschikking voor het komende jaar. Minder duidelijk
is in hoeverre de koning in het bijbehorende
ritueel een rol speelde, zoals hij dat vroeger deed.
Lit. S. N. Kramer, The Sumerian Sacred Marriage Texts
(Proc. Amer. Phil. Soc. 107, 1953, 485v); Id. (ANET3 637v).
Id., The Sacred Marriage Rite (Bloomington 1969). Th. Jacobsen,
Toward the Image of Tammuz (Cambridge 1970).
[Veenhof]
(II) Griekenland. Van de twee bekendste relicten die
in de griekse religie van dit primitieve gebruik over
zijn, vinden we er een in de mythologie en een in
de eredienst. In de Odyssee (3, 125-128) en in Hesiodus'
Theogonie (969-974) wordt verteld dat Demeter
zich verenigde met Iasion 'op een driemaal geploegd
stuk land' en dat uit deze vereniging Plutus, de Rijkdom,
sproot. In Athene behoorde het tot de riten
van het
Antestheriën(?)feest
dat de 'basilinna', de
echtgenote van de 'archoon basileus', zich op symbolische
wijze met Dionysus
verenigde. Of de h. ook
een rol speelde in het ontstaan van de mysteriën van
Eleusis, is aan twijfel onderhevig.
In ruimere zin worden tot de h. ook wel gerekend
Iiefdesverhoudingen en echtverbintenissen tussen goden
met vruchtbaarheidsaspecten, bv. die tussen
Zeus τέλειος en Hera τελεία, aan wie het jonge
bruidspaar de προτέλεια offerde.
Lit. A. Klinz (PRE, Suppl. 6, 1935, 107-113). M. Nilsson, Geschichte
der griechischen Religion 1² (München 1955) 120-122.
- A. Klinz, ΙΕΡΟΣ ΓΑΜΟΣ. Quaestiones selectae ad
sacras nuptias Graecorum religionis et poeseos pertinentes
(Diss. Halle 1933).
[Nuchelmans]