Zeus (camee uit Ephese 330 v.C.) |
(I) Zijn naam is afgeleid van de stam div ('licht', 'hemel'), die we terugvinden bij de Romeinen, Indiërs en waarschijnlijk bij de Germanen (Iuppiter, dyaus pita, Ziu). 'Hemel' is voor de Grieken in de eerste plaats de ruimte waar zich atmosferische verschijnselen, zoals donder, regen e.d. afspelen. Als gevolg hiervan is Z. in de eerste plaats de god van het weer, die, vaak zetelend in het gebergte (Olympus!), de wolken verzamelt, regen zendt, bliksemstralen slingert en zelf in bliksemstralen kan afdalen (Z. kataibathw). De aanduiding 'vader', die met betrekking tot hem wordt gebruikt, moet worden opgevat als 'hoofd van de familie', 'beschermer van het gezin'. Dit had tot gevolg dat Z. vereerd werd als beschermer van gasten en hulpzoekenden (Ζεὺς ξένιος, Ζ. ἱκέσιος). Daar de griekse staat gebaseerd was op de familie, gold hij als beschermer van de koning en diens rechten en, toen in Griekenland het koningschap successievelijk verdween, als beschermer van de staat op zich (Ζ. πολιεύς), van de vrijheid (Ζ. ἐλευθέριος) en van eden en verdragen (Ζ. ὅρκιος). Bij meerdere filosofen en dichters Aeschylus, Cleanthes - vinden we tendenzen in de richting van een Z.-monotheïsme. In de hellenistische tijd werden de oppergoden van niet-griekse goden vaak als Z. aangeduid (Z. Ammon, Z. Sabazius); in deze tijd valt ook de gelijkstelling met de romeinse Iuppiter.
(II) Mythologie. Volgens de overlevering zou Z. geboren zijn op Creta als zoon van Cronus en Rhea, waar hij verborgen werd in een grot om te verhinderen dat zijn vader hem zou inslikken, zoals hij met al Z.' broers en zusters had gedaan. De Nimfen en Cureten beschermden hem, terwijl hij door dieren (o.a. de geit Amalthea) werd gevoed. Toen hij volwassen was geworden, wist hij Cronus een braakmiddel te geven, waarop deze al de broers en zusters vaneen braakmiddel in te weer uitspuwde. Samen met hen en in verbond met Prometheus overwon hij de Titanen; de door hem bevrijde Cyclopen leverden hem donder en bliksem, Poseidon de drietand, terwijl Hades hem een mantel bezorgde, waardoor hij zich onzichtbaar kon maken. In andere gevechten overwon Z. de Giganten en Typhon. Tijdens de trojaanse oorlog lag de leiding van de gang van zaken bij hem, hoe de andere goden ook ingrepen. In talrijke geschillen trad hij als scheidsrechter op, zo bv. bij Athene en Poseidon in hun geschil om Attica. Hij strafte Prometheus, Ixion, Tantalus en Sisyphus en op een gegeven moment zelfs de gehele mensheid, op Deucalion en Pyrrha na. Het Z.-beeld is in sterke mate bepaald door de voorstelling van zaken zoals we die bij Homerus vinden. Deze heeft, in overeenstemming met de tijd waarin hij leefde en die hij in zijn werken uitbeeldde, de goden samengebracht in een soort godenstaat onder leiding van Zeus. Sindsdien gold Z. als de vader van de meeste goden voor zover ze zijn broers of zusters niet waren. Bij godinnen was hij zo de vader van Pallas Athene (Metis), Aphrodite (Dione), Apollo en Artemis (Leto), Persephone (Demeter), Hephaestus (Hera),de Chariten (Eurynome) en de Muzen (Mnemosyne), bij sterfelijke vrouwen o.a. van Heracles (Alcmene), Perseus (Danaë), Minos, Sarpedon en Rhadamanthys (Europa), Epaphus (Io), Helena en de Dioscuren (Leda), Hermes (Maia), Dionysus (Semele) en Lacedaemon (Tagete). Zijn vele liefdesavonturen vormden een voortdurende bron van ergernis voor zijn gemalin Hera, maar gaven anderzijds tal van griekse vorstenhuizen gelegenheid hun oorsprong op Z. terug te voeren.
(III) Cultus en afbeeldingen. De meest bekende cultusplaats
van Z. bevond zich te Dodona in Epirus,
waar hij ook een orakel had. Daarnaast werd hij
veel vereerd in Athene en Olympia en op
Cos.
De antieke beeldende kunst heeft zich intensief met
Zeus beziggehouden, in de eerste plaats bij de uitbeelding
van de talrijke Z.-mythen. In afbeeldingen
van de Gigantomachie neemt hij meestal een centrale
plaats in; hij vecht met de bliksemstraal, naakt of
met alleen een chiton aan. Het oudste voorbeeld
hiervan is wel het gevelveld van het schathuis van
Megara te Olympia (midden 6e eeuw vC). Andere
mythen waarbij hij wordt afgebeeld zijn o.m. de geboorte
van Dionysus (zwartfigurige amfoor in de Bibliothèque
Nationale te Parijs), de geboorte van
Athene (zwartfigurige vazen in Würzburg en in het
Brits Museum), Z. bij de wedstrijd tussen
Pelops
en Oenomaüs (oostgevel Zeus-tempel te Olympia),
Z. en Ganymedes (o.a. roodfigurige krater in het
Louvre). Beroemd was het chryselefantine Z.-beeld
van Phidias
in Olympia; een flauwe weerspiegeling
hiervan bieden Z.-koppen op munten uit Elis.
Bronzen statuetten uit o.m. Florence, Palermo en
de Bibliothèque Nationale, die een staande Z. voorstellen
met mantel, bliksemstraal en sceptor, gaan
waarschijnlijk ook terug op originelen uit de tijd
van Phidias; als kunstenaars van wie Z.-beelden bekend
waren, worden o.a.
Leochares en
Euphranor
genoemd. Het bronzen godenbeeld dat bii kaap
Artemisium uit de zee is opgevist (nu in het Nationaal
Museum in Athene) zou Z. zowel als Poseidon
kunnen voorstellen. Een origineel is de Z.-kop uit
Mylasa (4e eeuw vC), die zich thans in het Museum
of Fine Arts in Boston bevindt. Uit de hellenistische
tijd zijn de belangrijkste Z-afbeeldingen die op het
Pergamon-altaar;
in de romeinse tijd tenslotte
vormden Z.' liefdesavonturen een geliefd thema van
de pompejaanse muurschilderingen; bijzondere vermelding
verdient hier de muurschildering in het huis
van de Vettii, die ons een van de zeer zeldzame
specimina biedt van een Z. zonder baard.
Lit. Hans Schwabl (PRE 10A, 253-376; Suppl. 15, 1978, 993-1481).
J. Fehrle/K. Ziegler/O. Waser (Roscher 6, 564-759). - A. B. Cook,
Zeus, A study in ancient religion 1-3 (Cambridge 1914-1940). M. P.
Nilsson, Geschichte der griechischen Religion 1 (München 1961)
389-427.
[Schouten]