Calpurnius

(1) Titus Calpurnius Siculus, romeinse dichter uit de 1e eeuw nC, van wie zeven eclogae bewaard zijn gebleven, typische producten van de voor ons gevoel gekunstelde literaire vorm der pastorale (bucolische poëzie), die vooral populair placht te worden in tijden van geurbaniseerde overcultuur.

De bucolische poëzie is naar haar aard een spel van maskerade en illusie. In het geval van C.S. leidt dit tot problemen van identificatie, die zelfs de ons overigens onbekende auteur betreffen. Men is het er wel over eens dat bepaalde toespelingen, bv. op de komeet van 54 nC in 1,77vv, wijzen op de tijd van Nero. Wie echter de in het eerste en het vierde gedicht onder de naam Meliboeus verschijnende patroon van de dichter is, valt niet met zekerheid meer uit te maken: men heeft gedacht aan de wijsgeerdichter Seneca of aan Calpurnius Piso, de samenzweerder van 65 nC, tot wie ook de anonieme, wellicht eveneens door C.S. geschreven Laus Pisonis is gericht. Voorts is men het er sinds het stringente betoog van M. Haupt (1854) over eens dat van de elf eclogae die in onze handschriften tezamen figureren, slechts zeven van C.S. zijn, terwijl de overige vier aan Nemesianus moeten worden toegeschreven.

In hun literaire vorm en sfeer sluiten de eclogae van C.S. zich nauw aan bij die van Vergilius (over hem handelt 4, 64vv), zo bv. in de beide ondervormen: een strikt bucolische, beperkt tot de wereld van 'herders' en 'herderinnen', en een meer politieke (in de geest van Vergilius' 4e ecloga), die bij C.S. het stempel van de hofpoëzie draagt. Deze beide ondergenres, alsmede een monologische of dialogische compositietechniek, zijn kunstig over de collectie verdeeld:

1. monoloog: Gouden Eeuw onder vredevorst;
2. dialoog: pure bucoliek;
3. monoloog: pure bucoliek;
4. dialoog: Meliboeus moge de dichter bij de keizer aanbevelen ;
5. monoloog; pure bucoliek;
6. dialoog: pure bucoliek;
7. monoloog: Rome, zijn amfitheater en zijn keizer.
C.S. behoort stellig tot de poetae minores, maar verdient het toch niet ongelezen te blijven. Zijn ensceneringen zijn levendig en hij hanteert de hexameter op kundige wijze. Samen met de andere 'Neronianen' - de epicus Lucanus, de satirische romanschrijver Petronius en de wijsgeer Seneca - getuigt hij van een literair niveau dat sinds de eerste helft van Augustus' regering niet meer zo'n hoogte bereikt had. De beste handschriften zijn codex Nepolitanus V A 8 (14/15e eeuw) en codex Gaddianus Laurentianus plut. 90,12 inf. (15e eeuw).


Lit. Uitgaven: E. Baehrens (in Poetae Latini Minores 3, Leipzig 1881). H. Schenkl, Calpurnii et Nemesiani Bucolica (Leipzig 1885). C. H. Keene, The Eclogues of C. and Nemesianus (London 1887; met commentaar). C. Giarratano, Calpurnii et Nemesiani Bucolica³ (Turijn 1951). Met engelse vertaling: J. Wight Duff/A. M. Duff, Minor Latin Poets (Loeb Class. Libr., London 1934 enz.). Met franse vertaling en commentaar: R. Verdière, T. Calpurnii Siculi De laude Pisonis et Bucolica (Coll. Latomus 19, Bruxelles 1954). - F. Skutsch (PRE 3, 1401-1406). - M. Haupt, De carminibus bucolicis Calpurnii et Nemesiani (Berlin 1854 = Opuscula 1, 1875, 358-406). J. Hubaux, Les thèmes bucoliques dans la poésie latine (Bruxelles 1930). El Cesareo, La poesia di Calpurnio Siculo (Palermo 1931). W. Schmid, Panegyrik und Bukolik in der neronischen Epoche (Bonner Jahrbücher 153, 1953, 63-96). [Leeman]


(2) Calpurnius Flaccus, retor uit de 2e eeuw nC, van wiens declamationes, retorische oefenstukken, 53 excerpten bewaard zijn gebleven.


Lit. Uitgave: G. Lehnert, Calpurni Flacci Declamationes (Leipzig 1903). - J. Brzoska (PRE 3, 1371-1373). [Nuchelmans]



Lijst van Auteurs