Stipendium
Stipendium heette bij de Romeinen de militaire
soldij, metonymisch ook de krijgsdienst. Betaling
aan legioensoldaten
voor militaire campagnes, waarop
de dienstplicht oorspronkelijk was afgestemd,
is eerst uit 406 vC bekend (Livius 6, 59, 11),
maar
werd wellicht nog vóór
Marcus Camillus ingevoerd;
het was wel meer een vergoeding voor uitrusting en
voeding dan een beloning. De hoogte
ervan was
75 denarii voor de duur van een veldtocht,
welk bedrag later tot 100 denarii werd verhoogd.
Nadat
Marius de militaire dienst tot een
beroep had gemaakt, werd de soldij, vooral in de
keizertijd, regelmatig verhoogd, totdat
zij onder
Caracalla voor l
egioensoldaten 750 denarii per
jaar, onder
Commodus voor praetorianen 1250
denarii per jaar bedroeg. In 13 vC stelde
Augustus
de diensttijd voor een legionair op 16 jaar, waarna
hij nog 4 jaar als veteraan beschikbaar moest blijven;
een praetoriaan
moest 12 jaar dienen, een
auxiliarius (
Auxilia)
25. In 5 nC werd het aantal
dienstjaren verhoogd tot resp. 20 f 5 voor legioensoldaten
en 16 voor praetorianen. Onder
de
Flavii
dienden legionairs en auxiliarii even lang. De soldij
voor deze laatsten is onbekend. Een belangrijke
inkomstenbron voor
soldaten waren nog praemia
militiae,
donativa,
largitiones (schenkingen) en
annona,
tegenover welke de soldij in de 4e eeuw nC een
ondergeschikte rol speelde.
Lit. F. Lammert (PRE 3A, 2536-2538). - A. von Domaszewski,
Der Truppensold der Kaiserzeit (Neue Heidelberger
Jahrbücher 10, 1900, 218-241). R. E. Smith, Service
in the Post-Marian Roman Army (Manchester 1958). G. R.
Watson, The Pay of the Roman Army (Historia 5, 1956,
332-340; 7: 1958, 113-120: 8, 1959, 372-378). Id., The Roman
Soldier (Ithaca N.Y. 1969) passim. [A. J. Janssen]