Tullia, naam van twee bekende romeinse vrouwen.
(1) Tullia, misdadige dochter van koning
Servius Tullius.
Zij zette Tarquinius Superbus aan tot de
moord op haar eerste echtgenoot Aruns Tarquinius
en op haar gelijknamige met Superbus getrouwde
zuster, ten einde, na haar vader ten val gebracht en
gedood te hebben, met Superbus te huwen en zo
koningin van Rome te worden. Met haar wagen zou
zij over het lijk van haar vader hebben gereden, aan
welk feit de naam van de straat waar dit geschiedde,
Vicus Sceleratus, zou herinneren. Ook zou zij haar
vader een begrafenis hebben geweigerd. Het verhaal
moet wel als een aetiologische mythe worden beschouwd.
Lit. W. Hoffmann (PRE 7A, 1329). - F. Bellandi, Scelus Tulliae.
Storiografia e tipologia tragica in Dionigi, Livio, Ovidio (La Parola
del Passato 31, 1976, 148-168). [A. J. Janssen]
(2) Tullia, dochter van Cicero en Terentia, waarschijnlijk kort na hun huwelijk geboren in 79 vC. T. was aanvankelijk gehuwd met een Calpurnius Piso, doch nadat dit huwelijk (vanaf 63) in 57 met de dood van haar man was geeindigd, trouwde zij in 56 met Furius Crassipes, van wie zij echter in 51 om onbekende redenen scheidde. Tegen de zin van haar vader wist haar moeder Terentia door te drijven dat zij hierna trouwde met Publius Cornelius Dolabella, die zich bij het begin van de burgeroorlog in 49 aansloot bij Caesar. Na in 49 een zoon ter wereld te hebben gebracht, die korte tijd later overleed, bleef T. in 48 tezamen met haar moeder Terentia, toen Cicero naar Griekenland vertrok, in Italië achter onder de hoede van Cicero's vriend Atticus.
Terwijl de verhouding tussen T. en Dolabella
steeds verder verslechterde, met name nadat de
laatste als volkstribuun
in 47 door revolutionaire
wetsvoorstellen zich de haat van Tullia's vader
Cicero op de hals had gehaald, volgde in 46 de scheiding.
In 45 stierf T. op Cicero's landgoed in
Tusculum;
haar dood betekende, zoals uit diverse van zijn brieven
blijkt, voor Cicero een zeer diepe schok. Cicero
vatte zelfs het plan op voor haar een tempel te
bouwen, hetgeen echter niet doorging. Daarnaast zocht
hij troost in het schrijven van een Consolatio.
Lit. P. Groebe (PRE 7A, 1329-1336). - G. Pianko, Terentia et T. (Meander 28, 1973, 23-31). [Brouwers]