Aetna (Αἴτνη), naam van een berg en een stad op
Sicilië,
genoemd naar de nimf A., een dochter van
Uranus en Gaea:
(1) Aetna, de hoogste, thans nog werkende, uulkaan van Europa, ca. 20 km van de oostkust van Sicilië, tussen Tauromenium en Catana; thans Etna. De hoogte, die in de Oudheid volgens een mededeling van Seneca (Epistula 79, 2) geringer werd, bedraagt tegenwoordig 3279 m. 300 m onder de top staan nog resten van een antiek gebouw, de zogenaamde Torre del filosofo. De oudste berichten over de activiteit van de A. vinden we in de 5e eeuw vC bij Pindarus (Pythische ode 1, 20-28) en bij Aeschylus (Prometheus 351-372); van catastrofale uitbarstingen wordt in de Oudheid melding gemaakt in 479, 425, 396, 141, 135, 126, 122 (verwoesting van Catana), 50, 44, 38 en 32vC en in 40 nC. De mythologie localiseerde in het binnenste van de A. de werkplaats van Hephaestus en de cyclopen; ook zou Zeus onder de A. de gigant Typhon begraven hebben, wiens stuiptrekkingen de aardbevingen en de lava-erupties veroorzaakten. De wijsgeer Empedocles zou zelfmoord hebben gepleegd door zich in de krater te storten, die later een van zijn schoenen weer uitbraakte.
(2) Aetna,
stad aan de zuidelijke voet van de vulkaan
aan de weg van Catana naar Centuripae; thans
S. Maria di Licodia bij Paterno. Oorspronkelijk een
nederzetting van de Siculi en Inessa geheten, ontving
de stad de naam A. van dorische kolonisten die,
door koning Hiëro I van Syracuse (478-466) naar
Catana gezonden, zich na zijn dood in Inessa vestigden
(461). In de romeinse tijd was A. een civitas
decumana, die door Verres meedogenloos geplunderd
werd.
(3) Aetna, titel van een latijns didactisch gedicht in
646 hexameters over vulkanische verschijnselen; het
werkje wordt door sommige geleerden ten onrechte
aan Vergilius
toegeschreven. [Nuchelmans]