Locris (Λοκρίς), naam van twee betrekkelijk
onvruchtbare landschappen in Midden-Griekenland.
Oost-L., naar zijn hoofdstad ook L. Opuntia
genoemd, strekte zich van de Thermopylen-pas tot aan
de noordoostelijke punt van het Copais-meer over
een breedte van 10 tot 15 km uit langs de Golf van
Euboea en werd begrensd door Malis,
Phocis en
Boeotië. West-L.
of L. Ozolis besloeg een 5 tot 20
km brede strook op de noordkust van de Golf van
Corinthe, van ca. 10 km
ten westen van Naupactus
tot en met Amphissa in het oosten, en werd begrensd
door Aetolië en Phocis. Beide landschappen
waren in historische tijd van elkaar gescheiden door
Phocis, maar vormden oorspronkelijk zeker één
territorium; daarop wijzen, afgezien van de ligging
en de naam, ook cultusrelaties en het feit dat de
bewoners van West- en Oost-L. tot in de 4e eeuw vC
bij elkaar bepaalde privileges genoten.
De rol die beide in de geschiedenis van Griekenland hebben gespeeld is van weinig betekenis. Oost-L. bezat een zekere politieke eenheid in de raad van duizend, die samengesteld was uit leden van de aan, zienlijkste families, maar was in de 5e en 4e eeuw vC lange tijd in twee helften gesplitst omdat het gebied van Daphnus, 20 km ten noorden van het phocensische Elatea, toen in handen van Phocis was.
Sinds 457 was het afhankelijk van Athene, maar in de peloponnesische oorlog streed het aan de zijde van Sparta; van 269 tot 167 vC behoorde het tot de aetolische bond. De voornaamste plaatsen waren Nicaea, Opus en Larymna.
West-L. bestond tot in de 5e eeuw vC uit een aantal onafhankelijke gouwen. De vesting Amphissa en de havenstad Naupactus speelden een niet onbelangrijke rol in de oorlogen van de 5e en 4e eeuw vC en waren soms lange tijd door vreemde machten bezet. Van 338 tot 167 vC maakte West-L. deel uit van de aetolische bond.
Of de kolonisten van Locri Epizephyrii
in Zuid-Italië
uit Oost- of West-L. kwamen of uit beide, is
niet met zekerheid vast te stellen.
Lit. Inscripties in IG 9, 1 (ed. W. Dittenberger, 1897) nrs. 234-395 en IG 9, 1², fasc. 3 (Inscriptiones Locridis Occidentalis,ed. G. Klaffenbach, 1968). - W. A. Oldfather (PRE 13, 1135-1288). Philippson/Kirsten 1, 320-409. - L. Lerat, Les Locriens de l'Ouest 1-2 (Paris 1952). V. Sorace Maresca, La Locride antica (Pescara 1963). [Nuchelmans]