Scylla (Σκύλλα, ionisch Σκύλλη), legendarisch
zeemonster, dochter van de zeegod Phorcys en
de nimf Crataeis (maar ook Phorbas en
Hecate of
Typhon en Echidna worden als
haar ouders vermeld), gewoonlijk gelocaliseerd op de italische oever
van de Straat van Messina tegenover het monster
Charybdis. S. had twaalf poten en zes koppen
met elk drie rijen tanden. Zij huisde in een grot en
leefde van vis, maar wanneer een schip binnen haar
bereik kwam, greep ze met iedere kop een van de
opvarenden en verslond hem. De Argonauten
passeerden, dank zij de hulp van
Thetis, S. ongedeerd;
maar Odysseus verspeelde zes van zijn mannen
aan haar terwijl hij uit de buurt van Charybdis
trachtte te blijven. S. zou tenslotte door Heracles
zijn gedood, maar nadien door haar vader Phorcys
weer ten leven gewekt zijn. Volgens o.a. Ovidius
(Metamorfosen 13, 898-968; 14, 1-74) had S. oorspronkelijk
een menselijke gestalte bezeten, maar
was zij, toen de zeegod Glaucus verliefd op
haar werd, door Circe uit jaloezie in een zeemonster
veranderd.
Afbeeldingen van S. vinden we op enkele terracotta-reliëfs uit Melus (teruggaande op Polygnotus?), op munten en gemmen en op etruskische en romeinse spiegels, sarcofagen en mozaïeken, zelden op ceramiek of muurschilderingen.
Lit. O. Waser (Roscher 4, 1035-1071). J. Schmidt (PRE 3A, 647-658).
E. Paribeni (EAA 7, 109v). [Schouten]