Aulus Hirtius (ca. 90-43 vC) was vanaf 54 vC Caesars naaste medewerker in Gallië en in december 50 diens afgezant naar Pompeius vóór het uitbreken van de burgeroorlog. Hij diende in Spanje en in het Oosten, sloot als praetor door zijn lex Hirtia de Pompeianen van ambten uit (46) en was vervolgens propraetor in Gallië en consul (43). Na de moord op Caesar steunde hij de senaatspartij tegen Marcus Antonius, die hij samen met Octavianus dwong het beleg van Mutina op te breken. Bij de daarop volgende overwinning op Antonius vond H., evenals zijn collega Pansa, de dood; beiden kregen een staatsbegrafenis.
Caesar, aan wiens De bello Gallico H. een achtste
boek toevoegde, bewonderde hem vooral om zijn
literaire kwaliteiten. Mogelijk is H. ook de auteur
van De bello Alexandrino
(Caesar VII).
Zijn correspondentie
met Cicero, met wie hij bevriend was,
is verloren gegaan. H. was rijk en gesteld op een
aangenaam leven, maar miste grote militaire kwaliteiten.
Lit. F. Vonder Mühll (PRE 8, 1956-1962). - O. Seel, H. Untersuchungen
über die pseudocaesarischen Bella und den Balbusbrief
(Klio, Beiheft 35, 1935). F. Olivier, A propos d'Aulus
Hirtius et de sa lettre-préface (Recueil de travaux publiés à
l'occasion du 4e centenaire de l'Université de Lausanne, Lausanne
1937, 63-101; herdrukt in Essais dans le domaine du
monde gréco-romain antique, Genève 1963). [Nuchelmans]