Pacuvius, neef van de dichter Ennius
en met Accius de
voornaamste vertegenwoordiger van de
vroegromeinse tragedie. Marcus P. werd ca. 220 vC
te Brundisium
geboren, verhuisde later naar
Rome, maar keerde op hoge leeftijd terug naar
Zuid-ltalië, alwaar hij ca. 130 vC te
Tarente stierf.
Behalve dichter was P. ook schilder. Als auteur
legde hij zich in hoofdzaak toe op het genre der
tragedie; bij lateren wordt weliswaar incidenteel
melding gemaakt van satiren van zijn hand, doch
hiervan is niets bewaard gebleven. Van zijn tragedies
zijn behalve een tiental titels in totaal niet meer
dan ca. 400 verzen overgeleverd. Bekendheid genoten
Teucer, Chryses, Antiopa en Niptra (Het bad).
Onder de griekse tragici koos hij bij voorkeur
Euripides
als voorbeeld. Ook zijn enige verzen bewaard
van een fabula praetexta, getiteld Paulus en
hoogstwaarschijnlijk handelend over de overwinning
van Lucius Aemilius Paullus
bij Pydna in 168
vC. Latere schrijvers, vooral
Cicero en
Horatius,
zijn in het algemeen vol lof in hun oordeel over P.:
hij wordt doctus genoemd en men prijst zijn gravitas.
In zijn taalgebruik valt een voorkeur voor gezochte
composita op; beroemd was zijn beschrijving van
een storm in de Teucer.
Lit. Uitgave der fragmenten in O. Ribbeck, Tragicorum Romanorum
Fragmenta² (Leipzig 1871 = Hildesheim 1962) 75-136.
A. Klotz, Scaenicorum Romanorum fragmenta 1. Tragicorum
fragmenta (München 1953) 111-189. Met inleiding,
italiaanse vertaling en commentaar: G. d'Anna, M. Pacuvii
Fragmenta (Rome 1967). Met engelse vertaling: E. R. Warmington,
Remains of Old Latin 2 (Loeb Class. Libr., London
1936) 158-323. - R. Helm (PRE 18, 2159-2174). GRL 1,
59v. - M. Valsa, M.P., poète tragique (Paris 1957). I. Mariotti,
Introduzione a Pacuvio (Urbino 1960).
P. Magno, Marco Pacuvio (Milaan 1976). [Brouwers]