Propertius

Propertius romeinse dichter van elegieën en tezamen met Gallus, Tibullus en Ovidius de belangrijkste vertegenwoordiger van dit genre bij de Romeinen.

Sextus P., die in de overlevering ten onrechte soms ook de namen Aurelius en Nauta heeft gekregen, werd tussen 54 en 47 vC in Umbrië, waarschijnlijk in Asisium (Assisi), als zoon van een romeins ridder geboren. Over de gebeurtenissen in zijn vroegste jeugd vertelt hij ons in zijn werk, nl. het vroegtijdige verlies van zijn vader, de confiscatie van de landerijen van de familie ten bate van de veterani van Octavianus en Antonius in 41/40 vC, waarvan hij evenals Vergilius slachtoffer werd, en de strijd tussen Antonius en Octavianus bij het naburige Perusia, waarbij een familielid (Gallus) omkwam (4, 1, 121vv; 1, 21 en 1, 22). Zijn opleiding genoot hij te Rome, doch al spoedig gaf hij het retorica-onderricht op en wijdde hij zich geheel aan de poëzie. In een - voor een zoon van een eques gebruikelijke carrière als advocaat, politicus of militair zag hij geen heil (4, 1, 133vv; 1, 6). Van grote betekenis in zijn leven werd na een kortstondige verhouding met de slavin Lycinna zijn liefde voor Cynthia, zoals hij zijn vriendin in zijn verzen noemt (naar Cynthius Apollo), doch die in werkelijkheid volgens Apuleius (Apologia 10) Hostia heette. Zij wordt door de dichter getekend als een puella docta en als domina, een geletterde en geëmancipeerde vrouw, en was waarschijnlijk geen hetaere. Aanvankelijk lid van een dichtergenootschap (sodalicium), waartoe behalve de epicus Ponticus en de iambendichter Bassus ook Ovidius behoorde, werd P. na de publicatie van zijn eerste boek (de Cynthia Monobiblos) in 28 vC door Maecenas opgenomen in diens literaire kring. Voor Vergilius had hij grote bewondering doch nergens spreekt hij over Horatius, die op zijn beurt op P. alleen in denigrerende zin een toespeling maakt (Epistula 2, 2, 87vv). P. is waarschijnlijk kort na 16 vC gestorven. Zijn werk omvat vier boeken elegieën, die werden gepubliceerd tussen 28 en 16 vC (boek 1 is afzonderlijk gepubliceerd, boek 4 waarschijnlijk postuum, 2 en 3 resp. in 26 en 22 vC) en waarin aanvankelijk uitsluitend of voornamelijk de liefdesrelatie met Cynthia wordt bezongen, maar waarin allengs ook andere onderwerpen aan de orde komen, in het bijzonder van nationaal-politieke en literair-theoretische aard. Zo worden niet alleen toespelingen gemaakt op de contemporaine politieke situatie en de militaire successen van Octavianus/ Augustus (bv. 2, 10 en 3, 4 over de oorlog tegen de Parthen, en 3, 11 en 4, 6 over de zege bij Actium), maar wordt ook veelvuldig gesproken over de taak van het dichterschap in de samenleving, de plaats van de elegie naast andere genres, de roem van de schrijver en de griekse en romeinse voorgangers - Callimachus, Philetas, Catullus, Gallus - in wier lijn hij verder wil werken (1, 7; 1, 9; 2, 1; 2, 10; 2, 34; 3, 1-5; 3, 9). Bovendien komt overeenkomstig het karakter van de elegie als 'treurzang' ook een thema als de dood en de vergankelijkheid van al het menselijke herhaaldelijk voor (bv. 3, 7; 3, 18; 4, 11; resp. naar aanleiding van de dood van Paetus, Marcellus en Cornelia).

In het vierde boek wordt naar het voorbeeld van Callimachus' Aitia een belangrijke plaats ingeruimd voor de verklaring van oude feesten en gebruiken en wordt bijzondere aandacht geschonken aan de oudste fase van Rome's geschiedenis (schildering van het oudste Rome).

De gedichten van P. gelden als moeilijk vanwege de vele plotselinge overgangen en onverwachte wendingen, de opeenhoping van beelden, de gedrongen zegswijze en de soms gezochte woordkeus. Als zijn hellenistische voorgangers is hij een ware poeta doctus vol geleerde mythologische toespelingen. De versbouw is soms wat stroef, de toon vaak gepassioneerd en melancholiek. Zijn bijzondere prestatie is de integratie van griekse kunst, literatuur en mythologie enerzijds en romeins levensgevoel anderzijds.

In de oudheid heeft hij o.a. invloed gehad op Ovidius, met name op diens Heroides en Fasti, en is hij blijkens de vele citaten bij lateren en op inscripties veel gelezen. In de middeleeuwen wordt niet over hem gesproken, in latere tijd heeft met name Goethe hem bewonderd en nagevolgd. De tekst van zijn werk is over het algemeen tamelijk slecht overgeleverd. De meeste handschriften zijn niet ouder dan de 15e eeuw; de Neapolitanus, algemeen beschouwd als het beste handschrift, stamt waarschijnlijk uit de 12e eeuw.

tekst


Lit. Editio princeps: Venetië 1472. Moderne edities: M. Schuster/F. Dornseiff, Sex. Propertii Elegiarum libri IV2 (Leipzig 1958), E. A. Barber, Sexti Properti Carmina² (Oxford 1960). R.Hanslik, S. Propertii Egegiarum libri IV (Leipzig 1979). P. Fideli, Properti Elegiarum libri IV (Stuttgart 1980). Met engelse vertaling: H. E. Butler, P. (Loeb Class. Libr., London 1912). Met franse vertaling: D. Paganelli, Properce, Elégies (Paris 1929, ³1964). Met duitse vertaling: W. Willige, Properz, Elegien (München 1960). R. Helm, Properz, Gedichte (Berlin 1965). Met commentaar: M. Rothstein, Die Elegien des P. 1-22 (Berlin 1920/1924). H. E. Butler/ E. A. Barber, The Elegies of P. (Oxford 1933 = Hildesheim 1964). P. J. Enk, Sex. Propertii Elegiarum Liber I (Monobiblos) 1-2 (Leiden 1946). Id., Liber II 1-2 (ib. 1962). W. A. Camps, P. Elegies 1-4 (Cambridge 1961-1967). - Met commentaar: Id., Sesto Properzio, Il primo libro delle Elegie (Florence 1980). Lexica: J. S. Phillimore, Index verborum Propertianus (Oxford 1905 = Darmstadt 1961). B. Schmeisser, A Concordance to the Elegies of P. (Hildesheim 1972). Bibliografie: H. Harrauer, A Bibliography to P. (Bibliography to the Augustan Poetry 2, Hildesheim 1973).

Studies: R. Helm (PRE 23, 758-796). GRL 2, 193-200. - F. Plessis, Études criüques sur Properce et ses Élégies (Paris 1884). D. R. Shackleton Bailey, Propertiana (Cambridge 1956). G. Luck, The Latin Love Elegy (London 1959; duitse vertaling: Die lateinische Liebeselegie, Heidelberg 1961) hoofdstukken 7 en 8. H. Tränkle, Die Sprachkunst des Properz und die Tradition der lateinischen Dichtersprache (Hermes Einzelschriften 15, Wiesbaden 1960). J.-P. Boucher, Études sur Properce. Problèmes d'inspiration et d'art (Paris 1965). E. Lefèvre, P. Iudibundus. Elemente des Humors in seinen Elegien (Heidelberg 1966). J. H. Brouwers, Horatius en P. over epiek en lyriek (Diss. Nijmegen 1967). W. R. Smith, Thesaurus criticus ad Sexti Propertii textum (Mnemosyne Suppl. 12, Leiden 1970). M. Hubbard, P. (London 1974). W. Eisenhut ed., Properz (Wege der Forschung 237, Darmstadt 1975). J. P. Sullivan, P. A critical introduction (Cambridge 1976). [Brouwers]



Lijst van Auteurs