Triumphus

Triumphus (θρίαμβος) heette de overwinningsparade van een naar Rome terugkerende veldheer na een grote zege over een buitenlandse vijand. Naast dit politieke karakter had de t. als reinigingsfeest (Lustrum) ook een religieus aspect. Meestal ging hij gepaard met het inlossen van een gedane gelofte (voti solutio). Voor het houden van een t. moest aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. De overwinning moest zijn behaald in een bellum iustum, de betreffende generaal moest in het bezit zijn van imperium en op de dag van de overwinning het bevel hebben gevoerd. In één slag moesten minstens 5000 tegenstanders 'gevallen zijn. Om zijn aanspraken niet te verliezen moest de candidaat buiten het pomerium wachten tot de senaat het gevraagde verlof had gegeven. Deed hij dit niet, dan verloor hij zijn imperium en kon hij slechts een ovatio houden of, voor eigen rekening, een triomf op de Mons Albanus, die naar de tempel van Iuppiter Latiaris voerde en waarschijnlijk stamde uit de tijd van de latijnse bond. Deze triomf werd echter wel in de fasti opgetekend.

Na een verzoek om toekenning van een triomf kwam de senaat bijeen in de tempel van Bellona op het Marsveld, waar ook de zegetocht begon. Deze werd geopend door de senaat en de magistraten, gevolgd door meegevoerde buitstukken, modellen en schilderingen van het veroverde land, vestingen, schepen of veldslagen, alsmede gouden kransen en andere eregaven voor de veldheer. Dan kwamen de feestelijk getooide witte offerstieren en de voornaamste krijgsgevangenen. Voorafgegaan door lictores verscheen vervolgens de triomfator op zijn met vier - sedert Caesar witte - paarden bespannen triomfwagen. Hij was gekleed in een paarse koninklijke toga (purpurea, picta, palmata) en droeg een lauwerkrans op het hoofd, een lauwertak en ivoren adelaarsscepter in de hand. Als belichaming van de zegevierende Iuppiter had hij zijn gelaat met menie rood gekleurd. Een amulet moest hem tegen het boze oog beschermen. Een achter hem staande slaaf hield hem tijdens de tocht voor: Respice post te, hominem te memento ('Kijk achter u, bedenk dat ge een mens bent'). Soms was hij vergezeld van zijn kinderen, van wie de jongste op een wagen meereden, de oudere te midden van hoge offiaeren volgden. Het slot vormden zijn soldaten, die tussen het zingen van zegeliederen lo triumphe riepen en volgens oude gewoonte vrijmoedige opmerkingen en grove grappen maakten over hun bevelhebber. Zo trok de stoet onder trompetgeschal Rome binnen, om zich langs de Circus Flaminius en door het Velabrum over de Via Sacra naar het Forum te begeven. Nadat bij de Clivus Capitolinus de voornaamste gevangenen waren verwijderd en ter dood gebracht, besteeg men het Capitool, waar de triomfator zijn lauwerkrans aan Iuppiter schonk en hem zijn offer bracht. Een feestmaal en een onthaal van soldaten en volk, gepaard met het uitdelen van geschenken, vormden het besluit.

Oorspronkelijk was de t. tot één dag beperkt, welke termijn later wel werd overschreden. De triomfator kreeg het voorrecht bij openbare voorstellingen in een speciale kleding te verschijnen en een lauwerkrans en ivoren staf te dragen (ornamenta triumphalia). Deze werden in de keizertijd, toen slechts de princeps recht had op een triomf, alleen aan veldheren toegekend. Bovendien werd de naam van de triomfator in de fasti triumphales bijgeschreven. Vanaf de Antonijnen werd de triomfale kleding ook door de consuls gedragen bij de aanvaarding van hun ambt en andere bijzondere gelegenheden. De keizers droegen deze naar believen. Een van de meest beroemde triomfen was die van Aemilius Paullus, die drie dagen duurde (168 vC). Naast de grote t. kende Rome ook nog een t. navalis, die voor het eerst door Duilius in 260 vC werd gevierd en waarover weinig bekend is, en een kleine t. (ovatio). De met een t. gepaard gaande spelen vonden een voortzetting in de latere ludi Romani. De laatste triomf werd gevierd door Diocletianus in 302.


Lit. W. Ehlers (PRE 7A, 493-511). E. Paribeni (EAA 6, 305-306 s.v. pompa). - R. Laqueur, Uber das Wesen des römischen Triumphs (Hermes 44, 1909, 215-236). E. Pais, Fasti triumphales populi Romani (Rome 1920). A. Bruhl, Les influences hellénistiaues dans le triomphe romain (Mélanges d'Archéologie et d'Histoire de l'École Française de Rome 46, 1929, 77-95). A. Alföldi, Insignien und Tracht der römischen Kaiser (Mitteilungen des Deutschen Archäologischen Instituts, Römische Abteilung 1935, 1-171). E. Wallish, Name und Herkunft des römischen Triumphes (Philologus 99, 1955, 245-258). R. Payne, The Roman Triumph (New York 1963). L. B. Warren, Ronan Triumphs and Etruscan Kings. The changing face of the triumph (JRS 60, 1970, 49-66). H. Versnel, Triumphus. An inquiry into the origin, development and meaning of the Roman triumph (Diss. Leiden 1970). [A. J. Janssen]


Register