Stilicho (ca. 360-408). Flavius Stilicho, van vandaalse afkomst, was raadgever van de jonge keizer Honorius en ruim tien jaar feitelijk regeringsleider van het westromeinse rijk. Na een gezantschap naar Perzië (384) huwde hij met Serena, een nicht van Theodosius I, waarna hij tot comes domesticorum en in 391 tot magister militum benoemd werd. Tenslotte werd hij opperbevelhebber in het Westen. Toen Theodosius in 395 stierf, droeg hij aan S. de zorg op voor de jeugdige troonopvolgers Arcadius en Honorius. Ofschoon hij welwillend oostelijk Illyricum ontruimde en oostelijke troepen terugzond, raakte hij in 397 in conflict met de oostromeinse praefectus praetorio Rufinus. De hierdoor versterkte tegenstellingen droegen bij tot de uiteindelijke deling van het rijk. Grote moeilijkheden veroorzaakten ook de binnenvallende barbaren. Met de Westgoot Alarik, die bij Pollentia en Verona werd verslagen, kwam een overeenkomst tot stand. In 406 werd een groep barbaren onder Radagais vernietigd. De Rijnovergang van germaanse stammen kon echter niet verhinderd worden (406-407), omdat de usurpatie door Constantinus en geldeisen van Alarik voor complicaties zorgden. Stilicho's toegeeflijkheid jegens Alarik en de verdenking na Arcadius' dood (408) Eucherius tot keizer te willen maken, leidden tot zijn afzetting. Vergeefs zocht hij asiel in een kerk te Ravenna, waar hij op 22 augustus 408 werd gedood.
S. was een van de belangrijkste en meest loyale Germanen in dienst van Rome. Het oordeel over hem is bij oude schrijvers soms positief (Claudianus), vaak echter ook negatief (Orosius, Rutilius Namatianus, Eunapius).
Lit. Claudianus, passim. Orosius 7, 37-40. Rutilius Namatianus,
De reditu suo 2, 41-60. Eunapius, fr. 62. - O. Seeck
(PRE 3A, 2523v). S. Mazzarino, Stilicone. La crisi imperiale
dopo Teodosio (Rome 1942). E. Fischer-Falkenhof, S.
(Wien 1947). A. D. E. Cameron, Theodosius the Great and
the Regency of Stilico (Harvard Studies in Classical Philology
73, 1969, 247-280). U. Kleudel, Poetische Vorläufer und
Vorbilder in Claudians De consulatu Stilichonis.
Imitationskommentar (Göttingen 1970). [A. J. Janssen]