Quintus Lutatius Catulus (ca. 150-87), een leidende
optimaat, bewoog zich zowel op militair-politiek als
op cultureel gebied. Na drie jaar achtereen bij de
verkiezingen verslagen te zijn, bekleedde hij in 102
vC samen met Marius het consulaat. Aanvankelijk
door de Cimbren
in de Povlakte teruggedrongen,
wist hij hen in vereniging met Marius bij
Vercellae te verslaan (101), waarna zij een triomftocht
hielden. Hierop volgde echter een verwijdering
tussen beiden, omdat vooral aan Marius de roem
van de overwinning ten deel viel.
In 100 verzette Lutatius zich met de meerderheid van de
senaat tegen de plannen van Saturninus. Na nog
in de bondgenotenoorlog (91-89) gediend te hebben
werd hij wegens zijn verzet tegen Marius en Cinna
geproscribeerd, hetgeen leidde tot zijn zelfmoord
(87 vC).
Lutatius was een man van hoge cultuur, met belangstelling
voor wijsbegeerte, kunst en literatuur, en een vaardig
redenaar. Sommigen houden hem voor de beschermheer
van een literaire kring, waartoe de dichters
Antipater van Sidon,
Archias,
Furius
van Antium en
Valerius Aedituus behoord zouden
hebben. Lutatius onderhield ook betrekkingen met de
kring der Scipionen en vormde een schakel tussen
deze en de latere periode. Cicero, die hem als spreker
laat optreden in zijn De oratore, roemt Lutatius'
zuivere en bevallige stijl en zijn mooie uitspraak van
het latijn. Zijn grieks wekte de bewondering van de
Grieken. Tot zijn werken, waarvan slechts enkele
fragmenten over zijn, behoren o.a. mémoires over
zijn consulaat, enkele erotische epigrammen en een
grafrede op zijn moeder Popilia.
Lit. Cicero, Brutus 132-134. - Uitgave der fragmenten bij H.
Peter, Historicorum Romanorum Reliquiae (Leipzig 1914)
en W. Morel, Poetarum Latinorum Epicorum et Lyricorum
Fragmenta (ib. 1927). - F. Münzer (PRE 13, 2072-2082). - R.
Buttner, Porcius Licinus und der literarische Kreis des Q.
Lutatius Catulus. Ein Beitrag zur Geschichte und Kritik der
römischen Literatur (Leipzig 1893). H. Bardon, Q. Lutatius
Catulus et son 'cercle littéraire' (Les Études Classiques 18,
1950, 145-164). Id., La littérature latine inconnue 1 (Paris
1952) 115-132. [A. J. Janssen]