![]() |
(1) Aulus Postumius Albinus, senator en historicus. In 168/167 vC zou hij tegen Perseus gestreden hebben; in 155 ontving hij als praetor het gezantschap van griekse wijsgeren (Carneades, Critolaüs en Diogenes) en Achaeërs die kwamen pleiten voor de vrijlating van hun gijzelaars; in 151 was hij consul. Samen met Mummius trof hij in 146 regelingen voor Griekenland.
Philhelleen als P.A. was, schreef hij in het grieks
een pragmatische geschiedenis van Rome, waarmee
hij vele Romeinen, waaronder Cato, ergerde. Ofschoon
Polybius
zijn cultuur bewondert, geeft hij
van P.A. toch ook een ongunstig beeld. Cicero prijst
hem echter als disertus en ook in Griekenland was
hij hoog geëerd. Een aan hem toegeschreven gedicht
en zijn geschiedwerk De adventu Aeneae zijn
wellicht identiek.
Lit. F. Münzer (PRE 22, 902-908). - Fragmenten in H. Peter,
Historicorum Romanorum reliquiae 1 (Leipzig 1914, CXXIV-CXXVI,
53-54). - M. Gelzer, Der Anfang der römischen Geschichtschreibung
(Hermes 52, 1934, 46-55).
(2) Aulus Postumius Albinus, broer
van volgende P.A., bleef, toen deze
als consul
in 110/109 naar Rome terugkeerde voor
de verkiezingen, als hoofd van de tegen Iugurtha
opererende troepen in Africa achter. Bij een poging
om deze in zijn vesting Suthul te overrompelen werd
hij vernietigend verslagen. De voorwaarden waarop
hij met de vorst tot een accoord kwam, waren zo
vernederend dat de senaat zijn goedkeuring eraan
onthield. Misschien is deze P.A. identiek met de
consul
van 99 vC, die in 89 als
legaat van
Sulla in
het zich tegen Rome verzettende Pompeji gedood
werd.
Lit. F. Münzer (PRE 22, 908-909).
(3) Spurius Postumius Albinus, broer
van vorige P.A., begaf zich in
110 vC als consul
naar Numidië om de strijd tegen
Iugurtha te hernieuwen,
nadat Bestia's regeling van
de numidische kwestie door de agitatie van Memmius
was getorpedeerd. Verkiezingen echter vereisten
de aanwezigheid van de consul te Rome. Zo
nam zijn broer Aulus de leiding over, maar zijn
actie tegen de koning, die zich in Suthul verschanst
had, liep uit op een volledig fiasco. Spurius werd
hierom veroordeeld en ging in ballingschap.
Lit. F. Münzer (PRE 22, 923-925).
[A. J. Janssen]