Hippias (Ἱππίας) van Elis, veelzijdig geleerd en ontwikkeld sofist uit de tweede helft van de 5e eeuw vC. H. maakte reizen over de hele wereld, o.a. als gezant van zijn vaderstad, pretendeerde alles te weten en alles te kunnen en bezat een enorm geheugen, dat hij met mnemotechnische oefeningen op peil hield. Van zijn werken kennen we drie titels: Τρωϊκος λόγος (Trojaanse rede, een ethische onderrichting in de vorm van een vermaning die Nestor tot Neoptolemus richt bij de ruïnes van Troje), Συναγωγή (een bloemlezing van wetenswaardigheden uit Orpheus, Musaeus, Homerus, Hesiodus en anderen) en Ἐθνῶν ὀνομασίαι (Namen van volkeren). H. stelde ook de eerste lijst van winnaars bij de olympische spelen samen, een belangrijke bron voor latere geschiedschrijvers.
Op meetkundig gebied slaagde H. erin een kromme, de quadratrix te construeren, waarmee het probleem van de trisectie van de hoek kan worden opgelost en die later ook gebruikt werd voor de kwadratuur van de cirkel.
Interessante schilderingen van H., zijn opvattingen
en zijn optreden zijn te vinden in
Plato's dialogen H.
maior en H. minor, waarin Socrates met H. debatteert,
in Plato's Protagoras (337v) en in
Xenophons
Gedenkschriften van Socrates (4,4); het is overigens
de vraag of hieraan wel gegevens met betrekking
tot de echte H. mogen worden ontleend. Als dit het
geval is, dan verwierp H. de absolute geldigheid van
de - immers steeds veranderende - menselijke wetten,
waartegenover hij de ongeschreven wet van de
natuur als hoogste zedenwet plaatste, die de wil der
goden uitdrukt en steeds onveranderd blijft.
Een dochter van H. huwde met de redenaar
Isocrates.
Lit. Fragmenten en testimonia bij H. Diels/W. Kranz, Die
Fragmente der Vorsokratiker 210 (Berlin 1960) 326-334 en
M. Untersteiner, I Sofisti 3 (Florence 1954) 38-109. - Björnbo
(PRE 8, 1706-1711). - W. Guthrie, A History of Greek
Philosophy 3 (Cambridge 1969) 118-120, 280-285.
[Nuchelmans]