Cyclopen (Κύκλωπες), in de griekse mythologie reuzen met in het midden van hun voorhoofd één oog. Reeds in de oudheid onderscheidde men drie soorten:
1. De C. Brontes, Steropes en Arges, zonen van
Uranus en Gaia. Zij werden eerst door hun vader geboeid,
daarna door diens zoon Cronus eerst bevrijd,
maar later toch weer in boeien geslagen en in
de Tartarus opgesloten. Hieruit
bevrijdde hen Zeus,
daar hij hun hulp nodig had in de strijd tegen de
Titanen. Zij gaven
Zeus toen uit dankbaarheid de
donder en de bliksems, met welke wapenen hij de
Titanen overwon. Brontes, Steropes en Arges, personificaties
van donder, bliksem en weerlicht, golden
algemeen als de smeden der goden. Zij vervaardigden
voor Hades een helm die hem onzichtbaar maakte,
voor Poseidon zijn drietand. Hun werkplaats hadden
zij onder vuurspuwende bergen; vooral de Aetna op
Sicilië wordt als zodanig genoemd, hoewel die ook
aan Hephaestus wordt
toegeschreven. Voor Apollo
en Artemis maakten de C. de pijlen en bogen,
maar zij wekten de toorn van Apollo op doordat
Zeus met een door hen vervaardigde bliksemschicht
Apollo's zoon Asclepius doodde. Uit wraak bracht
Apollo hen ter dood.
2. De C. waren ook een volk, waartoe de herder
Polyphemus, een
zoon van Poseidon, behoorde; deze
was verliefd op de nimf Galatea en werd door
Odysseus, toen deze op het
eiland der C. beland was,
blind gemaakt.
3. Er wordt ook melding gemaakt van een volk van C. die zich in dienst stelden van de achaeïsche vorsten, voor wie zij de reusachtige, 'cyclopische' muren van hun paleizen bouwden.
Lit. Hesiodus, Theogonie 139-146, 501-506. Odyssee 9, 106542.
Euripides, Cyclops. Vergilius, Aeneis 8, 416-453. Ovidius,
Metamorfosen 13, 735-897. - S. Eitrem (PRE 11, 23282347).
- P. Julien, Le thème du Cyclope dans les littératures
grecque et latine (Paris 1941).
[Suys- Reitsma]