Sauska, (pan)hurritische godin, die enerzijds met de akkadische Ištar van Ninive geïdentificeerd werd en anderzijds wat Anatolië betreft - met de woordtekens DISTAR en DLIS geschreven - met locale anatolische godinnen gelijkgesteld. In kanaänitische omgeving werd zij met Astarte en 'Anat vergeleken en verbonden. S. vertoont een ambivalent karakter; enerzijds is zij de godin van de vruchtbaarheid en de liefde, anderzijds de godin van de oorlog. Juist omdat haar naam in hethitische teksten gewoonlijk met de bovengenoemde woordtekens geschreven wordt, is het moeilijk te bepalen welke locale godinnen eventueel als verschijningsvormen van een Sauska-type beschouwd mogen worden, en tevens in hoeverre locale tradities in een dergelijke S. bewaard gebleven zouden kunnen zijn. Als Istar van het slagveld van Samuha' (een belangrijke stad, vermoedelijk aan de boven-Eufraat) was zij in verschillende verkortingen van deze naam beschermgodin van Hattusilis III.
In hethitische religieuze teksten van de 13e eeuw vC
komt een mannelijke vorm van Istar-Sauska in de
reeks van mannelijke goden voor, die door Tesub
wordt aangevoerd, en verschijnt zij tevens als godin
in de door Hebat aangevoerde vrouwelijke godheden.
In het blijkens de hurritische schrijfwijze van de
godennamen hurritische pantheon van Yazilikaya,
dat eenzelfde tweedeling vertoont, vindt men
S. eveneens in beide reeksen; nr. 38 in de rij van
mannelijke goden en nr. 55b (uitsluitend de naam is
bewaard gebleven) in de reeks van godinnen. Haar
iconographie in anatolisch gebied wordt gekarakteriseerd
door een spitse godenmuts, een in plooien gelegd
gewaad, dat het voorste been vrijlaat, een bijl
in een der handen en vleugels die uit haar schouders
omhoog steken. In de epische literatuur van de z.g.
'hurritische laag' der hethitische mythologische teksten
speelt Istar-Sauska in de Zang van Ullikummi
en de Mythe van Hedammu een belangrijke rol
als de zuster van de stormgod Tesub. Blijkens personennamen
in hethitische teksten uit de 14e en 13e
eeuw vC werd S. volledig in het pantheon van dat
tijdvak geïncorporeerd en genoot zij groot aanzien
in de kringen van de koninklijke familie en de heersende
klasse in brede zin.
Lit. E. von Schuler (Haussig, Wörterbuch der Mythologie 1,
Stuttgart 1965, 179v). O. R. Gurney, Some Aspects of Hittite
Religion (Oxford 1977) passim. R. Lebrun, Samuha foyer religieux
de l'empire hittite (Louvain 1976) 15-24; J. Danmanville,
Aperçus sur l'art hittite à propos de l'iconographie
d'ISTAR-Sausga (RHA XX 70, 1962, 37-50). Ead., Iconographie
d'ISTAR-Sausga en Anatolie ancienne (RA 56, 1962, 930,
113-131, 175-190). W. Orthmann, Untersuchungen zur späthethitischen
Kunst (Saarbrücker Beiträge zur Altertumskunde
8, Bonn 1971, 271-274). E. Laroche, Les noms des
Hittites (Paris 1966) 293. [Houwink ten Cate]