Volcacius (soms ook geschreven als Volcatius) Sedigitus
(ca. 100 vC), auteur van een literair-historisch
geschrift met de titel De poetis, waarin blijkens een
bij Gellius (Noctes Atticae 15, 24) overgeleverd
fragment van 13 iambische senarii in ieder geval de
vraag werd behandeld wie in Rome de tien belangrijkste
vertegenwoordigers waren van de fabula
palliata, terwijl bovendien hun onderlinge rangorde
werd vastgesteld. In deze lijst, waarvoor naar het
zich laat aanzien de mate van de vis comica in het
werk van de betreffende dichters als criterium werd
gehanteerd, was de volgorde aldus: Caecilius,
Plautus,
Naevius, Licinius, Atilius,
Terentius, Turpilius,
Trabea, Luscius en Ennius.
Voorts bevatte dit geschrift
waarschijnlijk - indien men afgaat op desbetreffende
mededelingen in Suetonius' (en Donatus')
Vita Terentii - nog biografische bijzonderheden
over de comici (zoals over de dood van Terentius),
over het echtheidsvraagstuk van hun stukken (met
name het aandeel van Scipio in de stukken van Terentius)
en over de rangorde van de zes komedies
van Terentius. Het geschrift van V. - wiens naam in
een der fragmenten in genoemde Vita is overgeleverd
als Vallegius - vertoont gezien de behandelde
thematiek een sterke gelijkenis met het waarschijnlijk
contemporaine literairhistorische gedicht in trocheïsche
septenarii van Porcius Licinus.
Lit. Uitgave van de fragmenten in W. Morel/C. Büchner, Fragmenta
Poetarum Latinorum Epicorum et Lyricorum praeter Ennium et
Lucilium (Leipzig 1982) 59-61. H. Funaioli, Grammaticae Romanae
Fragmenta 1 Leipzig 1907) 82-84. - M. Schuster (PRE 9A 742-754).
GRL 1, 165v. - H. Bardon, La littérature latine inconnue 1 (Paris
1952) 128-130. [Brouwers]