![]() |
(1) Caecilius Statius, romeinse
auteur van fabulae palliatae
uit de eerste helft van de 2e eeuw vC, gestorven
in 168 vC. Van afkomst een Insubriër uit
Noord-ltalië, kwam C. als slaaf naar Rome, maar
werd daar vrijgelaten. Na aanvankelijke tegenslagen
kreeg hij de steun van de acteur en regisseur
Ambivius Turpio en volgde Plautus
op als de belangrijkste
blijspeldichter van Rome. Van zijn oeuvre,
dat vooral op de griekse comicus
Menander
geïnspireerd was en als de schakel tussen het werk
van Plautus en dat van
Terentius besehouwd
kan worden, zijn 42 titels en bijna 300 versregels bekend;
de drie langste fragmenten, 30 regels in totaal,
zijn samen met het griekse origineel van
Menander bewaard gebleven in Aulus Gellius' Noctes
Atticae (2,23) en komen uit het blijspel Plocium
(Het halssnoer). Gellius laakt Caecilius' zucht naar
goedkoop effect; Cicero
acht zijn taal, die rijk is
aan originele vondsten, bedenkelijk. Volcacius
Sedigitus is van mening dat C. alle andere dichters
van palliatae in dramatische kracht overtreft;
ook andere antieke critici spreken een gunstig oordeel
uit. Dit wordt door de fragmenten eerder bevestigd
dan weersproken.
Lit. Uitgave der fragmenten bij O. Ribbeck, Comicorum
Romanorum Fragmenta (Leipzig 1898) en A. Traina, Comoedia
(Padua 1960); met engelse vertaling bij E. H. Warmington,
Remains of Old Latin 1 (Loeb Class. Libr., London
1935). - F. Skutsch (PRE 3, 1189-1192). - F. Leo, Geschichte
der römischen Literatur 1 (Berlin 1913) 217-226. H. Oppermann,
Zur Entwicklung der Fabula palliata (Hermes 1939,
1 1 3-1 29).
(2) Caecilius van Caleacte,
griekse retor en literair criticus
van joodse afkomst, die leefde in de tijd van keizer
Augustus. Hij was bevriend met
Dionysius van
Halicarnassus, met wie hij in Rome de voornaamste
representant van het atticisme
was. Van zijn
vele werken - o.a. een Τέχνη, (Handboek der welsprekendheid),
Περὶ σχημάτων (De stijlfiguren),
Περὶ τοῦ χαρακτηρος τῶν δέκα ῥητόρων (De eigen aard
der tien redenaars) en Περὶ ὕψους (Verhevenheid van
stijl; pseudo-Longinus)
- zijn slechts fragmenten
bewaard gebleven. C. vertegenwoordigde een
extreem atticisme, dat naar pedanterie neigde; zijn
stijl-ideaal was Lysias. Het is mogelijk dat hij de
canon
van de tien grote attische redenaars heeft
opgesteld.
Lit. Uitgave der fragmenten: E. Ofenloch, Caecilii Calactini
fragmenta (Leipzig 1907). - J. Brzoska (PRE 3, 1174-1188). Schürer
3, 629.
(3) Sextus Caecilius Africanus, romeinse rechtsgeleerde uit
het midden van de 2e eeuw nC, leerling van de
grote jurist Salvius Julianus.
In zijn - grotendeels
verloren gegane - hoofdwerk, Quaestiones getiteld,
publiceerde C. in negen boeken de juridische opvattingen
en sententies van zijn leermeester.
[Nuchelmans]