Longinus

Longinus (Λογγῖνος).

(1) Cassius Longinus, griekse wijsgeer, filoloog en retoricaleraar (ca. 210-273), om zijn geleerdheid 'levende bibliotheek en wandelende hogeschool' genoemd. L. was een neef van Marcus Cornelius Fronto, wiens vermogen hij erfde. Hij studeerde o.a. bij Ammonius Saccas en Origenes en was later werkzaam als leraar in de filosofie (hoofd van de academie?) in Athene, waar Porphyrius zijn voornaamste leerling was. Ca. 268 vestigde L. zich in Palmyra, waar hij ook adviseur werd van koningin Zenobia. Toen de rebellerende stad door keizer Aurelianus in 273 ingenomen was, werd L. op wrede wijze om het leven gebracht, omdat hij als de voornaamste aanstichter van de opstand werd beschouwd.

Over Longinus' wijsgerige activiteiten zijn we slechts pover en indirect ingelicht: hij was een conservatief platonist en hield Plotinus, die L. meer een filoloog dan een filosoof achtte, voor ontrouw aan Plato's leer. Bewaard gebleven zijn van L. een deel van een retoricahandboek en fragmenten van zijn commentaar op het handboek der metriek van Hephaestion. Hij schreef ook tractaten over Homerus-filologie en een groot werk ΦιλόλογοιὉμιλίαι (Filologische verhandelingen). Ten onrechte werd hem vroeger ook het anonieme tractaat Περὶ ὕπσους toegeschreven, waarover meer sub Pseudo-Longinus.


Lit. Fragmenten bij L. Spengel/C. Hammer, Rhetores Graeci 1² (Leipzig 1894) 299-328 en M. Consbruch, Hephaestionis Enchiridion cum commentariis veteribus (ib. 1906). - K. Aulitzky (PRE 13, 1401-1415).


(2) Pseudo-Longinus. Onder deze naam vaart tegenwoordig gewoonlijk de beroemde literaire verhandeling Περὶ ὕψους (Over het verhevene), die in sommige handschriften in de titel of in de inhoudsopgave op naam van 'Dionysius Longinus' of van 'Dionysius of Longinus' staat, ongetwijfeld een gissing uit de byzantijnse tijd. Het tractaat, dat ons met vrij ernstige lacunes is overgeleverd (belangrijkste handschrift codex Parisinus graecus 2036 uit de 10e eeuw) werd in de 1e eeuw nC samengesteld door een onbekende auteur, die polemiseert tegen een gelijknamig werkje van Caecilius van Caleacte.

Anders dan voor de meeste antieke retoren en literaire critici, die fraaie taalkunst het hoogste ideaal achtten, zijn voor pseudo-L. grootheid van conceptie en echte bezieling - beide vrucht van natuurlijke aanleg - hoofdzaak en vormen de wezenlijke constituenten van verhevenheid in de kunst; deze dienen te worden gesteund door een artistieke structuur en een edele stijl. Zijn grote modellen zijn Homerus, de tragici, Plato en Demosthenes. De auteur signaleert ook de fouten die vermeden moeten worden, bv. jacht op het ongewone en de diverse gevolgen daarvan, en illustreert zijn opvattingen met talrijke citaten, waaronder een befaamde ode van Sappho en, opvallenderwijze, een paar zinnen uit het boek Genesis; boeiend zijn ook zijn vergelijkingen van Ilias en Odyssee en van Demosthenes en Cicero. Het tractaat schijnt in de oudheid weinig aandacht te hebben gekregen, maar sinds zijn vertaling in het italiaans (door N. Pinelli, 1639), in het Frans (door Boileau, 1674) en in het Engels (door Hall, 1652, en Welsted, 1712) heeft het een enorme invloed uitgeoefend op de moderne literaire esthetiek en kritiek: door zijn beklemtoning van het esthetische en extatische element kan het gelden als een voorloper van de literatuurbeschouwing der romantiek. Zijn hoofdideeën vindt men terug in vrijwel alle kritische verhandelingen waarin aan de genialiteit een dominerende rol wordt toebedeeld.


Lit. Bibliografie tot 1956: D. S. Martin, Bibliography of the Essay on the Sublime (Leiden 1967). - Uitgaven: editio princeps: F. Robortelli (Basel 1554). Beste moderne edities: O. Jahn/J. Vahlen, Dionysii vel Longini de sublimitate libellus (Leipzig 1910; herdruk met index Stuttgart 1967). D. A. Russell, Libellus de sublimitate Dionysio Longino fere adscriptus (Oxford 1968). Met franse vertaling: H. Lebègue, Longin, Du sublime (Paris 1939, ²1952). Met duitse vertaling: R. von Scheliha, Die Schrift vom Erhabenen dem L. zugeschrieben (Berlin 1938). R. Brandt, Pseudo-Longinos, Vom Erhabenen (Darmstadt 1966). Nederlandse vertaling: J. P. Hoogland, L., Over het verhevene (Diss. Groningen 1936). Beste commentaren: W. Rhys Roberts, L. On the Sublime (Cambridge 1899, ²1907). D. A. Russell, L. On the Sublime (Oxford 1964). - K. Aulitzky (PRE 13, 1415-1423). - T. R. Henn, L. and English Criticism (Cambridge 1934). J. W. Atkins, Literary Criticism in Antiquity 2² (London 1952) 210-253. J. Brody, Boileau and L. (Genève 1958). H.-D. Blume, Untersuchungen zu Sprache und Stil der Schrift Περὶ ὕψους (Diss. Göttingen 1963). W. Buehler, Beiträge zum Erklärung der Schrift vom Erhabenen (Göttingen 1964). [Nuchelmans]


Lijst van Auteurs