Caius Flavius Valerius Constantius werd waarschijnlijk ca. 235 in Illyrië geboren van lage afkomst. Constantius diende in het leger en werd praefectus praetorio. Reeds Carus wilde hem om zijn voortreffelijke diensten adopteren. Op wens van Diocletianus scheidde hij van Helena, de moeder van Constantijn de Grote, en huwde hij Maximianus' stiefdochter Flavia Maximiana Theodora, die hem drie zonen en drie dochters o.a. Anastasia schonk. Na op 1 maart 293 tot Caesar verheven en door Maximianus geadopteerd te zijn kreeg Constantius het bestuur over Gallië en Britannië. Hij was zesmaal consul. Nog in 293 keerde Constantius zich tegen de Britse usurpator Marcus Aurelius Carausius, die hij voorlopig met rust had gelaten. Na de Franken verslagen en zich door bestorming meester gemaakt te hebben van het Britse bruggehoofd Gesoriacum (Boulogne), ontving hij op het punt over te steken, bericht van de dood van Carausius (293), die door zijn moordenaar Allectus werd opgevolgd. Eerst in 296, toen Maximianus de bewaking van de Rijngrens overnam, vond de overtocht plaats.
Britannië werd met het rijk verenigd. Constantius trad zeer mild op en voerde in Britannië en Gallië veel herstelwerk uit. In 297 ging hij naar Italië om daar de macht over te nemen, maar keerde terstond naar Gallië terug, waar hij tot 305 telkens moest optreden tegen Franken en andere Germanen. In 298 werd hij door de binnengevallen Alamannen teruggedrongen, maar op dezelfde dag wist hij hen te verslaan. Overal werden de grenzen opnieuw versterkt.
Na de abdicatie van de beide Augusti op 1 mei 305 viel het Westen aan Constantius als nieuwe Augustus, het Oosten aan zijn collega Galerius. Flavius Valerius Severus, een aanhanger van Galerius, kreeg als Caesar van Constantius Italië en Africa toegewezen. Caesar voor het Oosten werd Galerius Valerius Maximinus Daia. Constantius' zoon Constantijn diende aan het hof van Galerius en was daar praktisch diens gijzelaar. Desondanks mocht hij op verzoek van zijn vader met deze naar Britannië reizen om hem daarbij te staan in de strijd tegen de Picten en Scoten, De succesvol verlopende expeditie was nog niet ten einde, toen Constantius op 25 juli 306 te Eburacum (York) overleed, waar Constantijn onmiddellijk door het leger tot Augustus werd uitgeroepen.
Constantius was eenvoudig, onzelfzuchtig en edelmoedig en bovendien een kundig generaal. Hij was heiden, maar stond welwillend tegenover het christendom. dit blijkt vooral uit de milde tenuitvoerlegging van de tegen de christenen gerichte edicten van Diocletianus (303); wel verwoestte Constantius christelijke kerken, maar martelaren werden door hem niet gemaakt.
Lit. O. Seeck (PRE 4, 1040-1043). R. Calza (EAA 2, 919-921).
R. Andreotti, Costanzo Cloro (Didaskaleion 8, 1930), 1,
157-200; 2, 1-50). [A.J. Janssen]