Epigram (ἐπίγραμμα, letterlijk 'opschrift'), puntdicht, kort, puntig en kunstig gedicht dat een afgeronde, dikwijls schertsende of hekelende gedachte bevat.
Het epigram is ontstaan bij de Grieken uit een oud gebruik, dat reeds in de 7e eeuw vC bestond, om korte opschriften aan te brengen op grafmonumenten en wijgeschenken. Aanvankelijk werden deze gesteld in hexameters of iamben, spoedig werd de vorm vastgelegd op een of meer disticha; de inhoud kon al vroeg zeer gevarieerd zijn. Aldus was het e. eigenlijk niets anders dan een gecomprimeerde elegie.
Het is in de gehele oudheid door een geliefd en druk beoefend genre geweest, vooral in de tijd van het hellenisme. De belangrijkste griekse e.mendichter uit de archaïsche tijd is Simonides van Cos. Uit de hellenistische tijd, waarin het e. dikwijls tot literair spel werd en graag zeer persoonlijke emoties vertolkte, verdienen vermelding Callimachus van Cyrene, Theocritus, Alcaeus van Messene, Asclepiades van Samos, Leonidas van Tarente, de dichteres Anyte van Tegea, Antipater van Sidon, Crinagoras van Mytilene en Dioscorides van Alexandrië. Meleager van Gadara stelde ca. 70 vC een bloemlezing van e.men samen, die werk bevatte van 47 dichters van Archilochus tot Meleager zelf; dit voorbeeld werd voor recente e.men ca. 40 vC gevolgd door Philippus van Thessalonica. Beide verzamelingen vormen de kern van de Anthologia Palatina.
Ook door de Romeinen werd het genre in al zijn varianten, vooral als spotdicht - maar soms in een ander metrum dan het traditionele distichon graag beoefend. Naast Ennius en Catullus verdienen vooral Martialis, de bekendste puntdichter der oudheid, en Ausonius vermeld te worden. Het latijnse grafepigram munt zelden uit door oorspronkelijkheid.
Christelijke e.mendichters waren onder meer
Gregorius van Nazianze en Paulus Silentarius en
bij de Romeinen paus Damasus en Ambrosius.
In de middeleeuwen was het e. vrijwel van geen betekenis.
Een nieuwe bloei bracht de renaissance;
sindsdien drong het ook in de nationale talen door.
Lit. Uitgaven: De meeste griekse e.men zijn opgenomen in
de Anthologia Palatina,
vele latijnse in de Antologia
Latina. P.A. Hansen, Carmina epigraphica Graeca
saeculorum VIII-V a. Chr. n. (Berlin/New York 1983). Met commentaar:
A.S. Gow/D. L. Page, The Greek Anthology. The Garland
of Phili and some contemporary epigrams 1-2 (Cambridge
1968). D.L. Page, Further Greek Epigrams. Epigrams before A.D.
50 from the Greek Antholo and other sources, not included in
Hellenistic Epigrams or the Garland of Philip (ib. 1981). G. Pfohl
ed., Das Epigramm. Zur Geschichte einer inschriftlichen und literarischen
Gattung (Darmstadt 1968). P. Friedländer, Epigrammata. Greek Inscriptions
in Verse, from the Beginnings to the Persian Wars (Berkeley
1948). W. Peek, Griechische Vers-lnschriften 1. Grab-Epigramme
(Berlin 1955). Nieuwe bloemlezing met uitvoerige
commentaar: A. Gow/D. Page, The Greek Anthology. Hellenistic
Epigrams 1-2 (Cambridge 1965). Met duitse vertaling:
E. Staiger, Griechische Epigramme (Zürich 1946). R.
Reitzenstein (PRE 6, 71-111). [Nuchelmans]