Polemon (Πολέμων), griekse eigennaam:
(1) Polemon I, koning van
Pontus van 37 tot 8 vC, sinds
14 vC ook van het Bosporus-rijk.
P., een rijke burger
van de stad Laodicea
in Phrygië, won de gunst van
Marcus Antonius
doordat hij in 40 vC, samen met
zijn vader, de verdediging van zijn vaderstad tegen
Quintus Labienus
en de Parthen organiseerde.
Antonius beloonde hem daarvoor door hem eerst te
belasten met het bestuur van Lycaonië en in 37 vC
aan te stellen tot koning van Pontus. In 36 in parthische
krijgsgevangenschap geraakt, bracht hij een
verbond tussen Antonius en Artavasdes tot stand,
waarvoor hij (tijdelijke) uitbreiding van zijn rijk met
Armenia minor ontving. In 14 vC stond keizer
Augustus
hem toe, aan zijn gebied de cimmerische
Bosporus toe te voegen, waarvan hij de koningin,
Dynamis, huwde; toen deze vluchtte, nam hij Pythodoris,
een kleindochter van Marcus Antonius, tot
vrouw. In 8 vC werd P. door bosporitaanse opstandelingen
gedood.
Lit. W. Hoffmann (PRE 21, 1281-1285). - H. Buchheim, Die
Orientpolitik des Triumvirn hl. Antonius (Abhandlungen der
Heidelberger Akad. Wiss., Philosophisch-historische Klasse,
1960).
(2) Polemon II, kleinzoon
van Polemon I, koning van
Pontus
van 38 tot 63 nC, van het
Bosporus-rijk van 38
tot 41 en van Cilicië vsln 41 tot 68. P., die door zijn
moeder, Antonia Tryphaena, een achterachterkleinzoon
van Marcus Antonius
was, werd in 38 door
keizer Caligula,
die samen met P. opgevoed was,
aangesteld tot koning van Pontus en het Bosporusrijk.
Keizer Claudius
ontnam hem in 41 laatstgenoemd
gebied, waarvoor hij hem schadeloos stelde
met de heerschappij over een deel van
Cilicië. Hiertoe
was zijn rijk beperkt sinds
Nero in 63 Pontus met de provincie
Galatia herenigde.